“Jij gaat toch geen hoofddoek dragen?” Het is een vanzelfsprekendheid waar door veel van onze vrienden niet aan getwijfeld wordt.
Maar Iran zonder hoofddoek = geen Iran!
En wij gaan hoe dan ook naar Iran = vanzelfsprekend leven met iets om je hoofd dat je haren en hals bedekt. .
De allereerste keer dat de hoofddoek op moet is in Oman. We willen de Iraanse ambassade binnenwandelen omdat daar het visum voor ons klaar ligt. De portier weigert om de deur voor ons te openen. In plaats daarvan tikt hij tegen het raam van zijn kantoortje, kijkt naar Saskia en wijst vragend naar zijn hoofd. ‘Waar is uw hoofddoek?’ Zonder hoofddoek geen visum!
Iran bezoeken betekent een metamorfose voor vrouwen én voor mannen. De driekwartbroeken en mouwloze shirtjes waar we in Afrika in woonden blijven in Iran achter gesloten deuren. Terwijl het zonnetje ons toelacht bedekken wij ons ‘gepast’ met lange mouwen, lange broeken en lange rokken.
Voor Saskia wordt in de garderobekast ruimte gemaakt voor twee nieuwe kledingstukken: de bilbedekker en de hoofdbedekker. De hoofdbedekker schaffen we in allerijl aan tijdens de laatste momenten voordat we met de boot naar Iran vertrekken. Emiel heeft er geen pest zin in om er tijd aan te besteden, laat staan om er aandacht aan te besteden hoe het doekje er uit moet zien. “Wat maakt mij dat uit, al zet je een vuilniszak op je hoofd.” Hij heeft een gruwelijke afkeer tegen de opgelegde kledingvoorschriften en wil er niet meer aandacht aan besteden dan noodzakelijk is.
“Maar ik voel me diep ongelukkig als ik met een vuilniszak op mijn hoofd door Iran loop.” sputtert Saskia, en prompt duikt hij mee in de koopjesbak van de supermarkt om de ‘beste koop’ uit te zoeken. Alternatief is de mooie souke, waar ze uitgebreid te koop zijn van zijde, Kasjmier etc.
De bilbedekker (In Iran toont geen vrouw de rondingen van haar billen in een broek die de vormen aftekent) wordt de doek die ze in Oman samen met Marijke als hoofddoek heeft gekocht. Die doek blijkt te groot, te ingewikkeld, te warm en wordt gedegradeerd als wikkelrok die goed over haar spijkerbroek past. De andere bilbedekker wordt de zomerse jurk, die ze over een shirt met lange mouwen en een lange broek draagt.
Zelf vindt ze dat ze er best in slaagt om ‘gepast gekleed’ door het leven te gaan.
Maar tijdens onze eerste avond in Iran wordt de eerst bedachte bilbedekker, de wikkelrok, genadeloos afgewezen. De vrouwen die voor die avond onze gastvrouwen zijn zien haar steeds bezig om de rok op de goede plek te houden.
Ze moeten er om lachen en bieden gelijk een alternatief.
“Hier, voor jou! Dit is een lange rok, draag die maar in plaats van dat lapje.”
Het lukt niet om het geschenk af te slaan.
Erger is de dodelijke opmerking die Emiel op een voslagen onverwacht moment maakt. We zitten op ons geliefde terras op het dak aan het Imamsquare in Esfahan. We genieten van thee met zoete koekjes en turen naar het plein, dat door het vallende zonlicht langzaam donker wordt en met accenten verlicht wordt.
Vanuit het niets verzucht Emiel dat toeristen er in Iran werkelijk niet uit zien. “Ze zien er allemaal uit als hobbezakjes mét een doekje dat verfrommeld over het hoofd ligt.
Terwijl iedereen dezelfde kledingcode hanteert zijn er ook onder de Iraanse vrouwen grote verschillen zichtbaar.
Veel Iraanse vrouwen kleden zich conservatief en dragen lange jurken of jassen. Een aantal vrouwen –het aantal verschilt per regio- draagt een Chador. Een onmogelijk grote lap zwarte stof die het lichaam van top tot teen bedekt en alleen blijft zitten als de doek continu met één hand en/of tanden wordt vastgehouden.
Een opvallend grote groep vrouwen vindt een compromis tussen de strenge kledingvoorschriften en de huidige mode. Niet alleen in Teheran, maar ook in kleinere plaatsen zien we erg mooi opgemaakte vrouwen, gekleed in een lange broek met daarboven een lange blouse of mooi getailleerde jas die tot over de billen valt. De hoofddoek is een eenvoudig sjaaltje in rustige effen kleuren dat nonchalant achter op het hoofd gedragen wordt. Een mooie lok haar, een perfect gestileerde scheiding laat veel van het gezicht, de haren en het uiterlijk van de vrouwen zien.
Prachtige elegante vrouwen die met hun zelfbewuste verschijning in geen enkele chique winkelstraat, waar ook ter wereld, misstaan. Het duurt dan ook niet lang voordat we deze vrouwen “de Perzische prinsessen” noemen.
Saskia complimenteert een Perzische prinses en vertelt haar dat het ons opvalt dat zoveel vrouwen in Iran er zo mooi uitzien. De reactie is zuur: “Dat komt omdat veel vrouwen zich vervelen. Er is niets waar ik mijn tijd aan kan besteden. Er zijn geen cafe’s waar ik uit kan gaan. Ik kan niet spontaan vrienden maken met mensen die ik op straat ontmoet. Ik weet niet wie het goed met me voorheeft en wie niet. Wie met me praat omdat ze me leuk vinden of wie met me praat omdat ze spion zijn en over mij rapporteren. Veel mensen in Iran zijn bang en leven binnenshuis in de kleine groep van familie en bekenden. Ik ben veel binnen en verveel me. Ik kijk tv, lees modebladen en pluk aan mijn haar.
Mijn uiterlijk is, zoals voor zoveel vrouwen, mijn enige afleiding.”
Niet alleen vrouwen besteden veel aandacht aan hun uiterlijk. In een park wordt Emiel aangesproken door een groepje jongens. Ze willen weten waar hij vandaan komt. “In Nederland zijn jullie niet zo hè?” Eén van de jongens wijst naar zijn hippe kapsel. Niet begrijpend kijkt Emiel de jongen aan. “Nou zo!” de jongen wijst nog eens naar zijn hippe koppie. “Jullie zijn toch niet met mode en uiterlijk bezig, zoals wij en zoals de Fransen en de Italianen?”
Met ons achterstallig onderhouden reiskapsel en ons reiskloffie tekenen we schraal af bij deze mooi verzorgde jongens en bevestigen dat de Fransen en Italianen beroemd zijn om hun goede kledingsmaak.
Net als veel vrouwen in Iran, verzoent ook Saskia zich niet met het doekje.
De hoofddoek wordt een schaduw, een last, een opgelegde levensstijl, een verstandhouding.
Als beginnende hoofddoekdraagster loopt ze tegen beperkingen op die ze van tevoren niet had ingeschat. In verticale positie, recht overeind staand in een windstille omgeving, is het dragen van een hoofddoek redelijk goed te doen. Het doekje blijft gehoorzaam in de positie liggen waar het de laatste keer in gegooid is.
Lastiger wordt het als het níet windstil is, of als er enige activiteit verlangd wordt. Denk bij activiteit aan wandelen over een paadje met op- en afstapjes, lopen door een rotsachtig gebied, een stuk chocola uit de koelkast in de auto pakken, of boodschappen doen en met twee tassen door een winkelstraat lopen. Eén verkeerde beweging of een zuchtje wind en het doekje vliegt af, bungelt voor de ogen en zorgt voor levensgevaarlijke situaties. Alleen tijdens het autorijden is dat niet erg, want dan hoef je in Iran überhaupt niet opzij te kijken.
Regelmatig schiet Emiel te hulp en plukt hij aan het doekje. Als het scheef zit, dreigt af te zakken, om het zicht te herstellen of -als ze voor de zoveelste keer blauw aanloopt- om haar uit een levensbedreigende wurgknoop te bevrijden. De hoofddoek wordt een gezamenlijk project.
En al lijkt de verstandhouding redelijk, toch doorstaat ze een aantal dipjes. Kijk naar het filmpje en zie hoe ze haar eerste hoofddoekdip beleeft.
()
Dit dipje hebben we trouwens bij de gesluierde Buca niet gemerkt, zij leek prima tevreden met de Iraanse nummerplaten, trots zelfs omdat de meeste overlanders ze niet hadden.
De verstandhouding die met de hoofddoek bestaat, ontstaat niet met de Chador.
Op slechts twee momenten is Saskia verplicht om in een moskee een serieuze Chador te dragen. Beide keren roepen een afgrijselijke weerstand op tegen het kledingstuk. De eerste keer overviel het haar. Ze wist dat een chador verplicht was en pakte zonder enige gedachte de grote rechthoekige doek die door de moskee beschikbaar was gesteld aan. Omstanders helpen haar om de doek in de juiste positie te krijgen.
Ongelukkige momenten volgen. Het dragen van een chador is voor een beginneling werkelijk geen doen. De doek hangt zwaar op het hoofd, drukt de hoofddoek weg die met onhandig gefrommel –met hulp van Emiel- weer op z’n plek teruggeduwd wordt.
Tijdens een toiletbezoek bewondert ze de andere vrouwen, die met de nodige handigheid de doek op het hoofd laten hangen zodat ze beide handen vrij hebben om ze te wassen. Saskia probeert het na te doen, maar na een aantal pogingen geeft ze het op. Ze wurmt de doek hulpeloos in een frotje tussen haar knieën en wast haar handen.
De doek vraagt continu haar aandacht. Eén hand is volledig afgeschreven en is nodig om de doek in toom te houden. De andere hand is vrij voor alle andere activiteiten, zoals het eenhandig bladeren in de reisgids, het eenhandig goed frotten van de hoofddoek, het eenhandig opduikelen van een fles water uit de rugzak en voor het eenhandig maken van stiekeme foto’s. Om gék van te worden!
Het zijn ongemakken waar nog overheen te stappen is. Moeilijker is dat met het gevoel dat het dragen van een chador bij haar oproept. Ze heeft het gevoel dat ze zich moet verstoppen onder de lap stof, dat ze niet gezien mag worden, dat het vrouwen dwingt tot nederigheid.
Gevoelens van nederigheid zijn emoties die waarschijnlijk niet aan een chador geplakt mogen worden, maar die het voor haar wel hebben.
Ze neemt zich voor om nooit meer een chador te dragen. Dit houdt ze vol…. Totdat we in Mashad –de heiligste plek in Iran- voor één van de belangrijkste moskeen in Iran staan.
Een aantal keren tijdens ons bezoek aan Iran worden we bij mensen thuis uitgenodigd. Telkens zijn dit bijzondere momenten, omdat we daar in contact komen met een ander Iran.
Vooral door onze vrienden Shahrouz en zijn vrouw Zohoor komen we met veel families in contact.
Bij Shahrouz wonen we een paar dagen. Veel te kort, vindt hij. Hij wil dat we de tijd dat we in Iran zijn bij hem doorbrengen. “In de buurt van mijn woonplaats is nog zoveel te zien, je hoeft echt niet verder te reizen”.
Op momenten dat hij naar zijn werk is, brengen we onze tijd door met zijn vrouw in zijn huis. We voelen ons ontspannen en lezen rustig een boekje op de bank. Er wordt aangebeld. Op zich niets vreemds, maar wat is de gedachte die in Iran op zo’n moment onmiddellijk door je hoofd schiet?
1.Leuk! Wie zou dat zijn?
2.Hè verdikkie, ik zat net zo lekker te lezen.
3.Help! Waar is mijn hoofddoek?
Bij de eerste keren denkt Saskia antwoord 1. Maar snel verandert het in nummer 3. Het combineren van het binnenleven -waar we zonder hoofddoek en in makkelijke kleding leven- en het buitenleven –waar de kledingvoorschriften gelden- is voor ons een lastige opgave. We vergeten de scheiding in werelden continu en plaatsen ons daardoor telkens voor ongemakkelijke situaties.
Een andere combinatie in binnen- en buitenleven is bijvoorbeeld het balkon van het appartement waar ze wonen. Zohoor loopt voor Saskia uit het balkon op om te kijken of de was droog is. Net op tijd bedenkt ze zich en zoekt ze haar hoofddoek. Hup, doekje op! Al leven we op een hoge verdieping en zijn we voor de mensen op straat slechts als stipje zichtbaar zijn, buiten draag je een hoofddoek.
Wij passen de thuiscodes op onze eigen situatie toe. Zodra we in onze auto zijn vinden we dat we thuis zijn. Zeker in afgelegen gebieden verdwijnt het doekje uit het zicht.
“Waar is het ding?”
Paniek breekt uit als deze vraag valt. Een controlepost nadert, het wemelt er van de agenten. Of we naderen een dorp en zijn we weer tussen de mensen. Het doekje moet op, maar naar welk onvindbaar hoekje is het ding nu weer geslopen? Haastige paniekmomenten volgen.
Net als het moment waarop we Iran binnenrijden is ook het moment waarop we Iran uitrijden een grote overgang.
Het moment waarop de hoofddoek voor het eerst sinds een maand in het openbaar weer af mag is een vrolijk moment voor de Turkmenen. Wat hebben ze een schik dat Saskia zelfs over de landsgrens de Iraanse kledingvoorschriften nog niet los kan laten. Went het dan toch ?
Even later zijn we op onze hotelkamer in Ashgebat, de hoofdstad van Turkmenistan.
De driekwartbroeken en t-shirts die met ons de hotelkamer inslopen kijken ons verwachtingsvol aan. We aarzelen, trekken de naakte kleding voorzichtig aan. Dralen nog een tijdje door de hotelkamer en vatten dan de moed om naar buiten te gaan.
Het doekje blijft nog een paar dagen in de buurt. De eerste dag binnen handbereik, daarna zakt het steeds verder weg naar de bodem van de rugzak. Totdat het uiteindelijk in de verste uithoek van onze garderobekast beland.