“Het meesterwerk van Iran”, “de juweel van het oude Perzië”, “één van de mooiste steden in de Islamitische wereld” “Stad van poëzie en rozen”. Onze reisgids jubelt na deze lovende woorden nog even verder over de schoonheid en de bijzonderheid van de stad Esfahan.
Eindelijk is het zover. We rijden de stad binnen waar we al zo lang benieuwd naar zijn. Esfhahan, de blauwe stad, de stad van het mooie Imam Square, de stad van de bazaar die gedeeltelijk meer dan 1000 jaar oud is en de stad van de mooie bruggen. Maar liefst 11 bruggen overspannen de rivier de Zayande Zud die door de stad slingert.
Opnieuw vinden we niet ver van het centrum een park waar we tussen de Iranese tentjes onze tent kunnen opdraaien.
TELEFOON! Sallar belt. Hij weet dat wij in de stad zijn en wil ons graag ontmoeten. We houden het af, leggen hem uit dat we het heerlijk vinden om met z’n tweeën door de stad te dwalen.
We brengen uren door in de verschillende parken van de stad, wandelen langs de rivier. We raken niet uitgekeken op het plezier dat in de parken beleefd wordt door de picknickende families. We lopen veel omdat we, zodra we stil blijven staan binnen de kortste keren omringd worden door een groepje Iraniërs.
Ze staan bijna in de rij om met ons een praatje te maken en wachten geduldig op hun moment. Op één plek waar om ons heen een wolk mensen ontstaat zegt een man op indringende wijze dat we verder moeten lopen. De wolk om ons heen krijgt trekken van een opstootje. Zodra we verder lopen lost de massa vanzelf weer op. Zijn dochter komt op skates met ons mee. Op een aandoenlijk opgewekte manier om ons heen dansend zegt ze dat ze beslist niet in Iran wil blijven. Ze zit nu op de middelbare school en vertrekt als ze haar opleiding heeft afgerond. In een oneindige woordenstroom somt ze op in welke landen haar familie woont. Haar neef woont in Amsterdam. Hij vindt het er mooi, maar hij zegt dat de Nederlandse mensen erg koud zijn. Hij zegt dat het heel erg moeilijk is om er vrienden te maken. Hij woont er nu een paar maanden en hij kent nog steeds maar een paar mensen.
Na een paar weken Iran kunnen we ons er weinig bij voorstellen dat een Iranier zijn geluk in het buitenland vindt. De familiebanden die we zo nu en dan mochten ervaren, de warmte die van de mensen in de parken afstraalt. Ze moeten toch ziek worden van heimwee in een individualistische wereld. Inmiddels hebben we het gevoel dat we kennis hebben gemaakt met half Iran. Zelden zijn we zo verwend, hebben we zoveel handen geschud en voerden we een oneindige reeks beleefdheidsgesprekken. En in geen enkel voorgaand land prikten de mensen zo vaak door het beleefdheidsgesprek heen. Ondanks het vaak gebrekkige Engels stellen ze vragen, vragen ze door en krijgen we doordachte reacties.
TELEFOON! Sallar belt. Hij vraagt of we het naar onze zin hebben in Esfahan. We moeten beslist afspreken. “Waar zijn jullie vanavond?”
TELEFOON! Het meisje belt. Ze wil graag een penvriendin zijn van Saskia en vraagt naar welk adres ze haar brieven naar toe kan sturen. “Ik heb nog geen mailadres, maar ga het gelijk regelen."
Vaker dan nodig steken we de bruggen van Esfahan over. Bruggen met een bijzondere architectuur. Onze favoriete brug, de Khaju brug heeft twee verdiepingen. In de brug zijn aan beide zijdes uitkijkposten gemaakt . Uitkijkposten zonder enige strategische functie. Shah Abbas zat er graag en genoot van het prachtige uitzicht. Niet alleen hij vindt het uitzicht mooi. Vlak bij de kade heeft de brug een brede aflopende trap die vol met mensen stroomt zodra het begint te schemeren. Een vrouw spreekt ons aan. Ze heeft architectuur gestudeerd en ze heeft voor ons alle tijd om te vertellen over de brug en over de stad.
Buiten het centrum wandelen we door de Armeense wijk Jolfa en bezoeken hun ommuurde christelijke kerk. Veel privileges die de Armeniërs kregen van Shah Abbas die de aanwezigheid van deze begaafde ambachtslieden in zijn stad erg op prijs stelde, zijn onder de opvolgende regimes flink ingetrokken. Ondanks het gegeven dat de Armeniërs in het huidige Iran onder druk staan blijft het voor hun mogelijk om het geloof volgens hun eigen tradities te belijden. Alcoholgebruik, dat voor Iraniërs strikt verboden is, wordt bijv. voor deze gemeenschap gedoogd.
Het liefst eindigen we de dagen op het door ons zo geliefde terras van het Qeysarieh theehuis op de eerste verdieping van de galerij aan het Immam Square. We drinken er thee en genieten van Iranese zoetigheid. Een topplek, die door het ontbreken van toeristen stil blijft. Om ons heen zitten Iranese jongeren en gezinnen. Ze roken de waterpijp, drinken thee en turen net als ons over het imposante plein. De galerij en de gebouwen zijn volgens de huidige maatstaven niet hoog maar steken desalniettemin met kop en schouders boven de omringende gebouwen uit. De overheid verbied het namelijk om in de nabije omgeving van het plein gebouwen te plaatsen die de hoogte van het plein overtreffen. Reuzen die de grootsheid van het plein zouden vernietigen.
Het plein, dat nu toegankelijk is voor iedereen is in de 16e eeuw aangelegd als paleistuin van Shah Abbas. Zijn paleis ligt rechts van ons. Een rechthoekig gebouw dat qua omvang en uiterlijk weinig weg heeft van een paleis. De shah moet beslist een fitte man zijn geweest. Zijn paleis bestaat uit boven elkaar gestapelde kleine ruimtes die hij alleen via steile trappen kon bereiken. Vanaf zijn grote dakterras op de tweede verdieping keek hij uit over zijn inmiddels beroemde binnentuin.
Tegenover ons zien we de koepels van de Imam moskee. De eerste keer dat we de moskee inlopen is het avond. Via de gewelfde gangen bereiken we het binnenplein van de moskee. Door het zwakke licht is de sfeer in de gangen en in de moskee magisch. In de schemerige gangen snellen vrouwen in de Chaddor gewaden ons wapperend langs de muren tegemoet. Vanaf het grote binnenplein, waar de gelovigen zich reinigen, zien we de druk betegelde bogen die de gebedsruimtes overspannen. Omdat een groot gedeelte al gesloten is bezoeken we de moskee nog eens overdag. Door het felle zonlicht is de magische sfeer weggevaagd en zien we heldere kleuren. We proberen te begrijpen hoe het open bouwwerk, de nissen en uitspanningen gebruikt worden. Buiten het drukke tegelwerk is het geheel sober. Geen meubels, geen beelden, geen relikwieën . In een hoek zien we enorme stapels opgerolde tapijten, die voor een dienst over de tegelvloer uitgerold worden als gebedsplek.
Als we even uitrusten midden op het binnenplein komt een Mulah naar ons toe. Hij spreekt Saskia aan, ze heeft niet in de gaten dat haar kuiten zichtbaar zijn. Ze krabde aan een roofje en stroopte daarbij onbewust haar broekspijpen ietsje omhoog. Of ze alsjeblieft wil respecteren dat ze zich in een Moskee bevindt. Na deze vermanende woorden ontstaat een boeiend gesprek over de Islam. De Mulah is bewust van het extreme imago dat Iran in de westerse wereld op religieus gebied heeft.
Op uiterst vriendelijke wijze legt hij uit wat de peilers zijn van zijn geloof. Onverbloemd bevestigt hij de discipline die van de Iraniërs verlangd wordt en waar met harde hand op toegezien wordt. De staat moet ervoor zorgen dat mensen zich aan de wet houden, en het geloof is een wet van God. Geloofsvrijheid, wat voor ons een vanzelfsprekendheid is, wordt door Iraniërs ontbeerd. Voor de Mulah is dit onmogelijk om voor te stellen dat mensen ervoor kiezen om van het Islamitische geloof over te stappen naar een ander geloof en misschien zelfs naar leven zonder geloof. Hij vraagt naar onze geloofsopvattingen en wat wij ervan vinden.
Een paar weken na onze ontmoeting mailt hij ons. Hij roept ons op om met elkaar in gesprek te blijven omdat dit volgens hem de enige manier is om begrip te kweken voor elkaars opvattingen.
TELEFOON! Het meisje belt. Ze is boos. Ze vraagt waarom we haar nog niet hebben gemaild. Het is een misverstand. Saskia heeft haar allang gemaild, maar ze heeft de mail nog niet gezien.
Vanaf ons terras op de eerste verdieping van het Imam Square zien we links van ons de Sheikh Loftallah Moskee, die in de tijd dat Shah Abbas er woonde gebruikt werd als vrouwenmoskee. Een kleine moskee met een zeldzaam mooi betegelde gebedsruimte.
De galerij op de begane grond rond het plein is in gebruik als winkelgalerij. De eerste keer dat we er doorheen lopen zijn we teleurgesteld. We zijn moe en hebben dorst. We verwachten er makkelijk een plek te vinden waar we even kunnen zitten. In de ruimtes die niet groter zijn dan een paar vierkante meter vinden we een handvol souvenirwinkels, een handvol winkels die het befaamde Iranese suikerwerk verkopen. We zien een lange rij marktkraampjes, vol met stapels goedkope kleding en schoenen. Her en der horen we het getik van de ambachtslieden die druk in de weer zijn om hun
winkelvoorraad van druk bewerkt zilverwerk en houtsnijwerk op peil te brengen. En dan is er nog een hoeveelheid winkels die de uitstraling hebben van een opslagplaats. Ruimtes volgestouwd met onooglijk ijzerwerk of grote zakken meel. We zijn beduusd. We wandelen door een echte toplocatie van Iran en hebben door het winkelaanbod het gevoel dat we op een willekeurige plek zijn. Een tapijtverkoper reageert nuchter: “Weet je wel dat het toerisme de afgelopen jaren dramatisch gedaald is? Er komen nog wel buitenlandse toeristen, maar dat is in aantal niets vergeleken met hoe het een paar jaar geleden was. Vandaag heb ik nog een groep Nederlanders gezien en gisteren was er een groep Duitsers.” Opnieuw horen we een klaagzang over de huidige president. “Het is zo erg dat mensen in het buitenland denken dat wij gevaarlijk zijn en dat ze daarom niet naar Iran durven te komen.”
TELEFOON! Sallar belt. Zijn vrouw heeft uitgebreid gekookt voor ons. Hij is erg verdrietig als we niet op bezoek komen.
GENOEG! AF! UIT! Tot dat moment worden we dagelijks verschillende keren gebeld en ontvangen we meerdere SMS-jes. Veel telefoontjes zijn vriendelijk en belangstellend, maar wat kunnen Iraniers vasthoudend, zelfs drammerig zijn als ze iets in hun kop hebben. De telefoon gaat uit en stoppenhet ding ver weg.
Teheran, regelstad.
Opnieuw bezoeken we een hoofdstad van een land met als voornaamste doel: het regelen van visa! Als het goed is ligt het visum voor Oezbekistan voor ons klaar en als het lukt willen we daarna het visum voor Kirgizië regelen. De betaalbare overnachtingsplaatsen liggen ten zuiden van het centrum, de ambassades liggen in het sjieke noordelijke deel. Omdat we er geen zin in hebben om dagelijks 3 uur door het drukke (of belachelijke ?) verkeer van Teheran te reizen van zuid naar noord, wonen wij in het sjieke noorden.
Tijdens de eerste dag dat we er aankomen proberen we de ambassades te vinden. Niet zo makkelijk, omdat de ambassades in Iran redelijk incognito zijn. De wapperende vlaggen die we in hoofdsteden in andere landen boven de ambassades zagen uitrijzen zien we hier nergens. Ook zien we geen vlagvertoon bij de ingangsdeur. Bescheiden naamplaatjes naast de deurbel bevestigen dat de betreffende ambassade er gehuisvest is. Het eerste adres dat we vinden is de ambassade van Oezbekistan. Toevallig komt een medewerker naar buiten op het moment dat wij uitstappen. “Hier moet je niet zijn” reageert hij kort. “Dit is de ambassade van Oezbekistan, jullie moeten bij het consulaat zijn”
Hij wijst ons hoe we het consulaat kunnen vinden. Ondertussen bekijken we de plek waar de Oezbeekse ambassade gelokaliseerd is. Een rustige doodlopende straat, weinig verkeer, voldoende parkeerplekken: prima slaapplaats! Een paar straten verder vinden we het consulaat. Natuurlijk al lang gesloten. Een rustige doodlopende straat, weinig verkeer, voldoende parkeerplekken: opnieuw een topplek om te slapen!
In de tijd dat we in Teheran zijn wisselen we de slaapplaatsen af. De ene keer slapen we bij de ambassade, de andere keer op het consulaat van Oezbekistan. De plek op het consulaat is onze favoriete plek. Als we opstaan zwaaien we vriendelijk naar de bewaker van het consulaat en bezoeken we het nabijgelegen trendy café (met wifi) waar ze de lekkerste cappuccino’s serveren. We steken af bij de modern geklede en perfect verzorgde gasten die het café bezoeken.
MAIL! Het meisje mailt. Het Bandar Abbas meisje vindt het een privilege om ons als vrienden te hebben.
De ochtenden zijn gevuld met het regelen van de visa. De middagen rijden we rond en bezoeken we parken en musea.
In Teheran is de verkeerschaos een boeiende bezienswaardigheid. Noem het liever een mierenhoop. Auto’s krioelen door elkaar, klitten als een in de war geschopt bolletje wol samen op verkeerspunten en lossen op een onwaarschijnlijke manier weer op. Veel Iraanse verkeersregels blijven voor ons onduidelijk. In Bandar Abbas reden we eens een stukje mee met Shahrouz die zich door zijn chauffeur naar zijn werk liet brengen. We vroegen aan hem wat de verkeersregels zijn op rotondes. Tussen Shahrouz en de chauffeur ontstond een ernstig gesprek alsof we één van de werelddilemma’s aansneden. Na een lang gesprek volgde een kort antwoord: “we denken dat het oprijdende verkeer mogelijk voorrang heeft”.
Eén voorrangsregel is overduidelijk: de neus van de auto die het verst naar voren steekt heeft voorrang en gaat eerst, één centimeter is beslissend. Opzij kijken of spiegelen is vanwege deze regel totaal onnodig. Zodra de neus voorop ligt moet de ander oppassen. We zien een buschauffeur in Teheran die deze regel inderdaad erg letterlijk neemt en prima door het verkeer snelt. Net als de passagiers in de bus heeft hij als bescherming tegen de zon het gordijntje naast zich volledig dicht getrokken.
We maken Teheran op zijn mooist mee.
De dagen voor onze aankomst was het noodweer en stormde het er vreselijk. De smog die normaal gesproken als een grauw gekleurde laag boven de stad hangt is door de storm weggevaagd. We kijken uit op de besneeuwde bergtoppen die het noorden van de stad omsluiten. Het zonnetje schijnt aan een strakblauwe hemel.
Niet ver van Teheran liggen een paar grote ski-gebieden. Het seizoen is nog niet afgelopen. In de stad zien we auto’s rondrijden met skikoffers. Het begint onweerstaanbaar te kriebelen.
Zodra we alles geregeld hebben trekken we naar de sneeuw. Al is het ski-seizoen nog niet afgelopen, er wordt nog maar sporadisch geskied. De ski-liften zijn namelijk uitgeschakeld en worden alleen nog geopend op bijzondere dagen . De dag snowboarden waar we ons op verheugd hadden wordt een lange sneeuwwandeling.
Na de zomerse hitte in de stad is het heerlijk om eindelijk vrieskou te voelen. Voor heel even is het eindelijk winter.
Karavaanstad Yazd
Op weg naar de woestijn maken we oa. een tussenstop in Yazd, een inmiddels 7000 jaar oude stad. Yazd is nu een een stoffige woestijnstad. Ten tijden van de zijderoute was het vanwege de cruciale ligging een florerende handelsstad. Eeuwenlang trokken karavanan vanuit Yaza langs oude handelswegen door de woestijngebieden naar Centraal Azië, Pakistan en India.
We slapen in een karavanserai, een plek waar in de oude tijden karavanen vermoeid neerstreken om even op adem te komen. Ook wij strijken er neer, vallen stil en nemen het tempo aan dat de stad op ons uitstraalt. De karavanserai is een ontmoetingsplek van reizigers. We zijn druk met het drinken van thee en het uitwisselen van verhalen. Als we op de tweede dag nog geen stap buiten de deur hebben gezet, sleuren onze nieuwe reisvrienden Christine enThomas ons mee naar buiten. “Kijk nou eens hoe mooi het hier is!”
We wandelen door de smalle straatjes van de stad die volledig uit modder is opgebouwd. “Heb je de deurbel al gezien?" Thomas en Christine leggen uit dat op elke ingang twee hendels zitten waarmee je op de deur kunt slaan. Eén voor de vrouwen, de ander voor de mannen. Aan het verschillende geluid kun je horen of er een man of een vrouw aan de deur staat. Zo weten de vrouwen precies of ze zich moesten verbergen, of dat ze zelf de deur konden openen.
"Het meest vernuftig zijn de windtorens of badgirs. Die zorgen door hun constructie voor een koel zacht briesje in de woonkamers van de huizen, terwijl er bijna geen wind staat. Airco van 20 eeuwen geleden” “En de canats, de ondergronds gegraven waterkanalen waarmee ze zelfs nog steeds water van 35 km. verderop tot onder de huizen brengen.” “En als je richting Kerman rijdt, vergeet de Zoroastrische Tempels niet, de Torens van de Stilte (Dakhma). Waar 1000 v Chr.de overledenen neergelegd werden voor de gieren omdat het lijk de aarde, het water en het vuur niet mocht bezoedelen.“
De Khalutwoestijn
“Misschien lukt het om samen door de woestijn te trekken.” Het eerste contact met de Nederlandse Melody en Nico ontstaat nadat we een paar maanden op reis zijn. Op dat moment zijn zij nog in Nederland en druk met de voorbereidingen. Volgens ons globale reisplan hebben wij Iran allang verlaten als zij het gaan bezoeken.
Het toeval wil zo zijn dat we uiteindelijk allebei op vrijwel hetzelfde moment (zij twee weken later) via een ongebruikelijke route Iran vanuit Dubai binnenvaren.
Hun komst heeft voor ons niet alleen het voordeel dat we eindelijk eens samen met andere reizigers door de woestijn trekken. Ze brengen cash geld voor ons mee.
Tijdens onze laatste dagen die wij in Dubai doorbrachten hadden we het zo druk dat we ons geen moment meer bekommerd hebben over het embargo dat voor Iran geldt. Wel nog even gevraagd bij de bootticket verkoop, maar nee, dat was vroeger, nu staat Iran vol met ATM’s!
Maar in werkelijkheid kunnen we onze creditcard, de travelercheques, onze pinpasjes, niet in Iran gebruiken om aan geld te komen. Maar inderdaad, heel Iran staat vol met lokale ATM's.
De enige mogelijkheid om over Iraans geld te beschikken is door het wisselen van dollars en euro’s. Als we een ruwe schatting maken lukt het ons wel om zonder droog te komen staan Iran weer te kunnen verlaten. Het onbehaaglijke gevoel overheerst dat er in dat geval niets fout mag gaan. De creditcard, die ons tot dat moment het comfortabele gevoel oplevert dat we in elke situatie over geld kunnen beschikken is in Iran waardeloos. Zelfs een storting via Western Union is in Iran onmogelijk. Door het embargo is al het financiële verkeer met Iran geblokkeerd. Voor echte tegenvallers kunnen we nergens op terugvallen. We moeten alles uit onze cashvoorraad betalen.
Melody en Nico hebben voor ons in Dubai flink gepind. Met het binnenvaren van Nico en Melody komt voor ons een veilig voorraadje Euro’s aan.
Ons gezamenlijke bezoek aan de Khalutwoestijn is kort. Zij willen na Iran graag verder reizen via Pakistan naar India. Volgens de laatste ontwikkelingen is het vrijwel onmogelijk om het Pakistaanse visum te bemachtigen. En ook al weten ze dat Teheran voor hun niet de plek is om het visum te regelen, ze willen zo snel mogelijk contact met de Pakistaanse ambassade. Wij willen op onze beurt rustig verder reizen naar Mashhad.
Vanaf de asfaltweg zien we de Khalutwoestijn langzaam opdoemen. Een 145 kilometer lange en 80 kilometer brede woestijn die zo herkenbaar is door de vijf tot tien verdiepingen hoge zandkastelen.
De Khalutwoestijn heeft een behoorlijk harde ondergrond. Met twee auto’s voelen we ons vrijer en nemen we makkelijker risico’s. Dubieus, want als we eenmaal met twee auto’s op een onmogelijk punt staan blijft het een hachelijk avontuur.
Die avond graven we een meegesmokkeld wijntje op dat sinds Tanzania ergens in onze auto verstopt is. We wilden Marijke verrassen in het alcoholvrije Oman, wat niet lukte omdat Buca te laat aanmeerde in Dubai. We meerden in Iran aan met 3 liter rode wijn aan boord. Het hadden er net zo goed 10 kunnen zijn. Buitengewoon veel aandacht besteedden de beambten aan het controleren van alle door ons verworven stempels. Voor de inhoud van de auto had niemand oog. Zelfs aan een oppervlakkige controle werd Buca niet onderworpen.
Een deel van onze voorraad hebbeen we al gedeeld met onze nieuwe Iranese vrienden. Voor Melody en Nico reserveerden we de wijn waar we alleen via een kleine verbouwing bij konden komen. Verrassend voor hun, maar op hun beurt verrassen zij ons. Ze koken graag en hebben een uitgebreide keuken bij zich. Het wordt een lange en gezellige
avond. En wat blijkt, zij hebben volkoren broodbakmix bij zich. Wij hebben een bakmachine. Toevallig ligt in onze koelkast nog een stuk Nederlandse kaas uit Dubai. Dus ons ontbijt is ook weer smullen.
In twee dagen tijd maken we een kleine lus door een woestijn waar je gemakkelijk een afwisselende meerdaagse tocht kunt maken.
Op weg naar Mashhad
We nemen vanuit de Khalutwoestijn een weg naar het noorden. Hij staat op de kaart maar komen automatisch uit op een weg die langzaam afbuigt naar het oosten. Hij loopt zelfs erg richting Afghaanse grens. We kijken elkaar aan en slaken een diepe zucht. “We doen nu precies wat we niet moeten doen.”
Veel Iraniers gruwelen ervan dat we via het oosten naar Mashhad reizen. Zelfs Kerman was al te oost. “Stuur me elke dag een sms, ik voel me pas gerust als jullie in Mashhad zijn. ” Het gebied is onder de Iraniers berucht vanwege de opium die vanuit Afghanistan gesmokkeld wordt naar Iran . Tijdens de confrontaties tussen de smokkelaars en de politie vallen regelmatig doden. Ook schuwen de opiumbazen het niet om burgers te gijzelen als drukmiddel om opgepakte opiumvriendjes vrij te krijgen.
Het voelt niet goed, al is ons gevoel door alle waarschuwingen niet meer betrouwbaar. Onderweg zien we de mooiste plekken om de nacht door te brengen. De heuvels waar we doorheen rijden zijn heel erg kleurrijk. In de verte, aan de Afghaanse grens zien we hoger gebergte. Meteen worden we nieuwsgierig naar dit land. Als dit landschap na de grens doorloopt, wat moet Afghanistan dan verschrikkelijk mooi zijn.
In plaats van te stoppen om op een mooi beschut plekje te overnachten, rijden we door. We hopen dat we in de stad Birjand laat in de avond nog een geschikte plek kunnen vinden.
Bij het eerste het beste luxe uitziende hotel lopen we binnen in de hoop dat we er Iraniers ontmoeten die Engels spreken en ons kunnen informeren over betaalbare slaapplekken. Voordat we er erg in hebben staat er een man naast ons.
Met de ons inmiddels bekende Iraanse vasthoudendheid nodigt hij ons uit om met hem en zijn Italiaanse business gast in het restaurant van het hotel te eten. Een veilige slaapplaats is geen probleem, we slapen bij hem thuis. En de auto… hij regelt dat de auto op de bewaakte parkeerplaats van het hotel blijft staan.
Eenmaal in zijn huis aangekomen uit hij zijn ergernis over de Italiaan. “Hij heeft er geen gevoel voor dat er plekken zijn in Iran waar je sommige gespreksonderwerpen niet aan moet snijden. In het restaurant en in de hotellobby wil hij met mij over de Iraanse politiek praten en uit hij kritiek op de huidige president. Dat moet je hier niet doen. In dit soort hotels weet je dat je afgeluisterd wordt. Ik kan er de grootste problemen mee krijgen.”
Hij komt oorspronkelijk uit Teheran en woont nu gedeeltelijk in Birjand omdat hij zijn fabriek er gevestigd heeft. “Mensen zijn hier zo argwanend. Je wil niet weten hoe vaak de politie mij al opgezocht heeft. Elke keer om een andere reden. De laatste keer omdat de buurt had gezegd dat ik mijn muziekinstrument volgepropt heb met opium en er in handel. Ik blijf er maar geduldig onder. Ontvang ze met een kopje thee en laat ze alles zien. Dan zijn ze zo weer weg.”
“Het is goed dat jullie onderweg naar Birjand niet gestopt zijn. Die weg rijdt ik ook, maar dichter bij de grens kom ik niet. Dat doen alleen de mensen die er wonen. De rest blijft er weg.”
In de stad is het zichtbaar dat we in een ‘strenger’ gebied zijn. Veel zwarte gewaden, veel baarden.
Mashhad
Het is 17 mei, de dag waarop de overlijdensdag van Fatima, de dochter van de profeet Mohammed wordt herdacht. De stad kleurt zwart door de enorme mensenmassa die op deze dag naar de stad getrokken is. Straten zijn afgesloten, processiegangers trekken in grote groepen door de straten naar de schrijn. Elke groep draagt een beeld. Achter het beeld lopen grote groepen mannen die op het ritme van de slaande trom zichzelf met stokken waaraan ijzeren kettingen bungelen slaan.
Symbolisch, de mannen vertrekken hun opgewekt rondkijkende gezichten niet als de kettingen hun lijf raken.
Achter de groep mannen lopen de vrouwen. Jongetjes met felgekleurde plumeaus kijken er op toe dat de vrouwen op gepaste afstand blijven van hun mannen. Zodra de afstand te klein is krijgt de vrouw van het kleine jongetje een vermanend tikje met de plumeau.
Ze zijn op weg naar het indrukwekkende heiligdom rond het mausoleum van Imam Reza.
We zijn in Mashhad, de heiligste stad van Iran. De achtste Imam Reza ligt er begraven na zijn dood in 817. De geschiedenis van Mashhad is nauw verbonden met het graf van deze Imam die volgens de Sjiieten stierf na het eten van vergiftigd fruit. Rond het graf verrees een klein dorp en niet veel later werd de naam van het dorp veranderd in Mashhad, plaats van de marteldood. Het heiligdom wordt in de loop van de eeuwen voortdurend uitgebouwd en werd het een belangrijk bedevaartsoort dat op dit moment elk jaar ten minste 14 miljoen pelgrims ontvangt.
Saskia heeft voor dit bezoek haar allerstrengste kleding aangetrokken. Voor de vrouwen op de straat is dit niet voldoende. Een vrouw kijkt haar aan en tikt met haar wijsvinger tegen haar voorhoofd. Op andere plekken is het een teken van domheid, hier betekent het dat Saskia haar hoofddoek te losjes draagt. En dat terwijl ze in Mashhad de hoofddoek al veel strenger draagt dan elders in Iran.
Een man spreekt ons aan. Na een tijdje vraagt hij aan Saskia of zij een chador heeft. Zonder chador mag je het heiligdom Haram e Motahhar e Emam Reza niet bezoeken. “Kom maar mee naar mijn huis. Je kunt een chador van mijn vrouw lenen.” We gaan met hem mee en samen met zijn vrouw zoekt hij de best passende chador uit. De eerste vinden ze te kort. Haar met sokken bedekte enkels zijn nog zichtbaar. Als ze de best passende chador heeft omgeslagen reageren de man en vrouw oprecht enthousiast: “Nou zie je er echt fantastisch uit! Je ziet er nu uit als een goede moslim.”
Voordat we het heiligdom binnenwandelen begraaft Saskia zich onder de geleende zwartgekleurde chador. Het complex kenmerkt zich door een mooie aaneenschakeling van gebouwen, stuk voor stuk bijzonder mooi bewerkt met overwegend blauw gekleurde tegelmotieven. De grote pleinen maken het ruimtelijk. De pleinen liggen vol met tapijten, waarop de bezoekers in groepjes bij elkaar zitten en kletsen en waar de pelgrims bidden. Het bidden en kletsen gebeurt soms op hetzelfde tapijt. De stilte, die in het christelijk geloof verlangd wordt voor het gebed is geen gebruik in het Islamitische geloof. Op elke plek kun je verwachten dat iemand zijn tapijtje uitrolt om te bidden. Op de straat, in drukke winkels en restaurants. Ook hier in de kletsende massa. Het idee is niet dat je niet afgeleid mag worden, maar dat je zo goed moet bidden dat je niet afgeleid wordt.
Bij de moskee en bij het mausoleum van Reza is het een topdrukte die, gezien de gemiddelde bezoekersaantallen, waarschijnlijk normaal is.
We zijn benieuwd of het voor ons toegestaan is om het mausoleum van Reza te bezoeken. Volgens onze reisgids is het gebouw alleen toegankelijk voor moslims en wordt van niet-moslims verlangd dat ze op gepaste afstand buiten blijven.
Buiten het mausoleum nemen we voor even afscheid van elkaar. Emiel wringt zich bij de manneningang naar binnen. Saskia bij de vrouweningang. Allebei proberen we onze weg te vinden naar het graf van Reza, dat in één van de ruimtes achter een druk traliewerk verborgen ligt. Het traliewerk heeft de vorm van een rechthoekig blok, die boven de mensenmassa uitsteekt en verdeeld is over het mannengedeelte en het vrouwengedeelte. Tussen de mannen en vrouwen staat een dichte wand waardoor enig contact met elkaar onmogelijk is.
Er is veel security, toezichthouders met felgekleurde plumeaus die er op toezien dat de bezoekers zich correct kleden en gedragen.
Een bestraffende tik krijgt een vrouw die haar chador niet streng genoeg draagt. Een bestraffende tik krijgt een man die te hard praat. De man blijft te luid praten en wordt met harde hand buiten de deur gezet. De ruimtes zijn zeldzaam mooi bewerkt. Opnieuw veel tegelwerk en veel spiegeltjesmozaïek. Het is amper mogelijk om rond te kijken in het mausoleum en in de omliggende ruimtes. Overal zitten mensen, liggen mensen, staan mensen of lopen mensen. Eén ding hebben ze gemeen: ze bidden.
Bij het mausoleum van Reza is er geen doorkomen aan. Een grote rij probeert een weg te banen naar het graf.
Vrouwen en mannen die het gelukt is om het graf te bereiken klampen zich huilend vast aan het graf en strelen en kussen het hekwerk. Als ze het in de ogen van de security te bond maken krijgen ze een tik met plumeau die dankzij een uitschuifbare stok een grote afstand kan overbruggen. Het weer terugtrekken van de hengel is een lastige klus. Vrouwen en mannen die het graf nog niet konden bereiken doen er alles aan om de plumeau, die zojuist het graf aangeraakt heeft te strelen. Handen wrijven zachtjes over het pluizige ding. De plumeau wordt gekust, gestreeld.
Veel pelgrims keren natuurlijk de rug niet naar het graf toe, maar lopen met het gezicht op het graf gericht, achteruit totdat het graf niet meer zichtbaar is. Tranen biggelen over de wangen.
We lopen afgezonderd van elkaar door het gebouw, maar ons gevoel is hetzelfde: het voelt ongepast om hier te zijn. Mensen beleven hier iets waar wij geen aansluiting bij vinden. Ze uiten zich op een manier die ons vreemd is. We snappen het niet. We voelen niet aan wat voor hun de betekenis is van deze plek. Een massale verering, in onze ogen vrij hysterisch.
Die avond ontmoeten we Zwitserse reisvrienden die we in Yazd ontmoetten opnieuw. Terwijl wij van bijzonder moment naar bijzonder moment hobbelden leerden zij een minder vriendelijk Iran kennen. Ze waren betrokken bij een aanrijding met niet noemenswaardige materiële schade. Voordat hij er erg in had lag hij op de grond en werd hij geschopt en geslagen door omstanders die niet betrokken waren bij de aanrijding. Zijn zwangere vrouw die ook een paar fikse klappen kreeg vertelde over de agressie die zij in de ogen van de mensen zag. “De eigenaar van de andere auto riep iets naar de omstanders en opeens sloeg de sfeer om. Ze renden op ons af en begonnen te schoppen en te slaan. De haat in hun ogen, wat was dát eng. Ik ben nog nooit zo bang geweest.”
De politie reageerde nauwelijks. Toen het stopte nadat ze uiteindelijk ingegrepen hadden vroegen ze of zij een paar belagers in onze auto konden vervoeren naar het politiebureau. Hun auto was namelijk te klein. Wat ze ook erg vreemd vonden was dat één van de belagers hun, voordat ze naar het politiebureau vertrokken, nog had uitgenodigd voor een kopje thee bij hem thuis.
De dag waarop ze de uitspraak van de rechter krijgen moeten wij ons melden bij de Turkmeense grens. Tijdens de avond zien we dat ze langzaam ontspannen. Al blijven ze aangeslagen en willen ze hun reis afbreken en verlangen ze naar huis.
De man die het guesthouse beheerd waar het Zwitserse koppel verblijft reageert verbolgen: “Mensen kunnen in deze omgeving zo fanatiek en intolerant zijn.”
De volgende dag rijden we naar de grens met Turkmenistan. Een maand voordat we Iran binnenreizen staat de datum waarop we Turkmenistan in zullen trekken al vast. Een gids wacht ons op en we nemen afscheid van een bijzonder land.
SMS!: Omdat ze niet moslim zijn vallen ze niet onder het islamitische recht. De rechter kent de Zwitsers een vergoeding toe die direct door de ongelukveroorzakers betaald wordt.