Op de boot worden we omringd door Iraniërs. Wij zijn de enige zichtbare ‘buitenlanders’, niet moeilijk, omdat wij onze kleding nog niet op Iran hebben afgestemd. In een driekwartbroek en t-shirt lopen we de boot op. De bootmaatschappij had ons er immers van verzekerd dat de Iranese kledingvoorschriften op de boot niet van toepassing zijn.
Vlak voor aankomst ondergaan we de metamorfose op het toilet van het deinzend schip. De driekwartbroek ruilen we in voor de lange broek. Korte mouwen door lange mouwen. Saskia slaat een sjaal om die na het verlaten van het schip de rol krijgt van hoofddoek.
Op het moment dat we terug naar onze plekken lopen worden we van top tot teen bekeken door de mannen en vrouwen op het schip. De verontruste gezichten ontspannen.
Twee dagen later ondergaat Buca haar metamorfose. Haar Nederlandse nummerplaten worden bedekt met een paar Iranese. De agenten die de nummerplaten net daarvoor hebben verstrekt kijken geïnteresseerd toe als we er de gaten in boren om ze te kunnen bevestigen.
Als de nummerplaten er goed en wel op zitten geven de agenten een gemoedelijk klopje op Buca’s schouders. “Alles is geregeld, er hoeft nu niets meer te gebeuren, jullie mogen vertrekken. Goede reis!”
Emiel start de auto, geeft een dot gas en spurt weg bij het politiebureau. Als we de hoek om zijn en er zeker van zijn dat we uit het zicht van de agenten zijn schiet hij in de lach.“Jaja…alles is klaar” herhaalt hij de woorden van de agent. “Je wilt niet weten hoe vaak ik dit zinnetje de afgelopen twee dagen heb gehoord. Maar nu lijkt het er op dat het echt is.”
We zijn in Bandar Abbas, de havenplaats waar we met de boot vanuit Dubai (Sharjah) aanmeerden. Na aankomst belandt Buca achter een afgesloten hek en zien we haar pas terug op het moment dat ze ingeklaard is. Buca is opeens vracht omdat ze per schip aankomt.
Zes uur later ontvangen we het afgestempelde carnet. Tot dat moment scheurde Emiel met een taxi door Bandar Abbas en haventerrein, van kantoor naar kantoor, loket naar loket. In tegenstelling tot de andere grensovergangen, waar alle loketjes op en nabij de grenspost liggen, zijn deze loketjes over de stad verspreid. Een enkele keer herkenbaar, maar meestal verstopt in één of ander gebouw. De meeste tijd kost het om het goede loketje te vinden. Dan is het een hele klus om de juiste persoon te traceren en tot slot is het nog eens een kunst om van die juiste persoon de vereiste stempel en handtekening te bemachtigen.
Het resultaat is een volgestempeld A-4. Voor- én achterkant. Met handtekening door iedere stempel. Voordat de hoogste baas het carnet de passage afstempelt, voor ons de enige stempel die we willen hebben, wordt het papiertje nauwkeurig bestudeerd. We kijken gespannen toe omdat bij een eerdere controle een belangrijke stempel ontbrak en opnieuw een tocht naar het centrum van de stad nodig was. Iedereen helpt goed mee om Emiel de weg te wijzen, maar voor henzelf is het vaak ook niet duidelijk. Ditmaal is het goed. “Jullie kunnen nu naar het politiebureau om de nummerplaten op te halen. Dat is het enige dat nog moet gebeuren. Maar die is nu gesloten. Daar kun je morgen terecht.”
Vermoeid vallen we bij een hotel binnen. We willen een warme douche en een bed. De receptionist probeert ons duidelijk te maken wat een hotelkamer kost. Er ontstaat een bijzonder gesprek, aangezien wij uitgaan van de formele munteenheid, de Rial maar de Iraniër uitgaat van een andere eenheid: de Toman.
De receptionist vindt het vermakelijk. En als we eenmaal duidelijk hebben wat een kamer kost reageert hij resoluut dat we er niet kunnen blijven slapen. Ontgoocheld kijken we hem aan. “Je wilt toch niet zeggen dat je, nadat we een half uur over de prijs hebben gepraat, geen kamer voor ons hebt?”
Enigszins gefrustreerd zoeken we in onze reisgids naar een ander betaalbaar hotel. De receptionist wacht het niet af en grijpt opnieuw in. “Rij achter mij aan. Ik breng jullie naar een plek waar jullie kunnen slapen.”
Na een tocht, kriskras door Bandar Abbas, komen we aan in een nauwe straat. We herkennen geen hotel en vragen bezorgd aan de receptionist waar hij ons naar toe heeft gebracht.
“Dit is het huis van mijn moeder. Zij is de eigenaar van het hotel, maar zij wil beslist niet dat jullie in haar hotel slapen. Jullie zijn onze gast en daarom slapen jullie niet in het hotel, maar bij ons thuis. Je kunt je hier douchen, we hebben een slaapplaats voor jullie en straks eten jullie met ons mee!”
We worden ontvangen in hun woonkamer. De familie zit op grote tapijten op de grond. Voor het eten wordt een plastic zeil over het tapijt gelegd waar de schalen eten op komen te staan. We eten met onze handen en drinken melk.
Nadat we de volgende ochtend afscheid hebben genomen met een paar Nederlandse kadootjes van deze hartelijke familie gaan we verwachtingsvol naar het politiebureau. We hoeven immers alleen de nummerplaten op te halen. Daarna willen we deze spuuglelijke havenplaats onmiddellijk verlaten.
Op het politiebureau herkennen ze gelijk waarvoor we komen. “Jullie moeten eerst nog even een autoverzekering afsluiten en wegenbelasting betalen. Dat is zo gedaan, ik rij wel even met jullie mee naar een plek waar je dat kunt regelen.”
Zodra we in de auto stappen stuiten we op een onoverkomelijk probleem. De behulpzame agent vindt dat hij niet naast Saskia (een vreemde vrouw) in de auto kan zitten op de 1½ zits bank. Saskia voelt er niets voor om achter het stuur te kruipen en stelt voor om even op het politiebureau te wachten.
Na 4 uur komen Emiel en de agent uitgelaten terug. Opnieuw met een formulier dat aan beide zijdes vol staat met stempels en handtekeningen. Het politiebureau is inmiddels bijna verlaten. Het is donderdagmiddag, na 12 uur begint het weekend.
De agent laat het er niet bij zitten. Hij heeft zich die dag stierlijk geërgerd aan de bureaucratie en heeft meerdere keren verzucht dat het toch echt veel eenvoudiger moet kunnen. Formeel hebben we nog geen toestemming om verder te rijden. “De hoogst leidinggevende moet nog tekenen, en dan moet de man die de nummerplaten beheert de platen overhandigen. Maar beiden zijn naar huis. Het is weekend.” Ongedurig loopt hij door het bureau en pleegt een paar telefoontjes. “De man die de nummerplaten beheert komt zodadelijk terug. Ik heb hem gezegd dat hij onmiddellijk naar het bureau moet komen en hij doet dat.” “Waarschijnlijk lukt het ook om een handtekening van de hoogste baas te krijgen. Hij is nu thuis. Ik rij wel naar hem toe en zorg ervoor dat hij tekent.”
Amper een uur later schroeven we de nummerplaten op Buca en kunnen we vertrekken.
Als we goed en wel de hoek om zijn ontstaat een vrolijk moment: “Het is gelukt! We zijn in Iran!
Nogmaals Bandar Abbas
Inmiddels is het laat in de middag. We hebben geen zin om verder te reizen en zoeken een rustig plekje aan de kust in een soort park om te overnachten.
Die avond stroomt het vol en is het gedaan met de rust. Overal zien we groepjes mensen die een waterpijp delen en gezellig kletsen met elkaar. We zijn gespot, het duurt dan ook niet lang voordat we omringd worden door mensen die met ons willen praten.
Vlak voordat we instorten van vermoeidheid ontmoeten we Shahrouz, die met zijn vrouw en zoontje een wandeling maakt langs het strand. We proberen afscheid van hem te nemen, zodat wij onze tent op kunnen draaien om te gaan slapen. Maar Shahrouz is vasthoudend. Hij wil er niets van weten dat wij aan de kust op het dak van onze auto slapen. Niet veel later staan we voor de autolift van een appartement die ons naar zijn parkeergarage brengt.
Zodra we zijn appartement binnenwandelen gooit Zohoor haar hoofddoek af. “Relax” zegt ze lachend tegen Saskia. Op dat moment weten we nog niet dat dit voor haar en Shahrouz het codewoord is om de hoofddoek af te doen.
We bekijken nieuwsgierig zijn appartement. De tv staat aan dat afgestemd is op een westers muziekprogramma waar we veel pikant geklede vrouwen zien. Aan de muur hangt een afbeelding van Christus. Voor ons staat een koud schuimend biertje.
“Leg dit eens uit Shahrouz, we zijn in Iran! We kijken naar westerse tv-programma’s, drinken een biertje (natuurlijk Heineken) en zien in dit streng Islamitische land een afbeelding van Christus”
“Dat we vaak naar westerse programma’s kijken is hier heel gewoon.” reageert Shahrouz nuchter. “Op het dak staan een paar grote schotels. Die zijn voor algemeen gebruik voor het hele appartementencomplex. We kunnen alle grote internationale zenders ontvangen.”
“Alleen het geloof ligt vrij gecompliceerd. We hebben geen godsdienstvrijheid. Voor niet-moslims is het mogelijk om zich te bekeren tot het Islamitische geloof. Maar als moslim is het onmogelijk om je tot een ander geloof te bekeren. Ik wil niet zeggen dat je dan dood gemaakt wordt, maar je krijgt erg veel problemen in Iran. Wij hebben de film ‘The passion of Christ’ een aantal keren gezien. Prachtige film! Elke keer moeten we er om huilen, zo aangrijpend vinden wij het lijdensverhaal van Christus. Tijdens één van mijn buitenlandse reizen zag ik deze afbeelding. Sindsdien hangt het in mijn huis. Ik kijk er graag naar.”
“En tsja… het bier…. kijken jullie daarvan op?” We leven wel onder strenge regels, maar in ons huis voelen we ons vrij en leven we net als zoveel Iraniër volgens onze eigen regels. In Iran kun je echt alles kopen” Als jullie zin hebben in Whisky, dan drinken jullie morgen Whisky. En als jullie zin hebben in een ander drankje, dan kan ik daar waarschijnlijk ook aan komen?”
Voordat we Iran binnenreden hadden we gehoord van de feesten, waar de alcohol rijkelijk vloeit, die in het geheim gevierd worden. Veel verhalen lezen we in het boek “Stiekem kan hier alles”. Verhalen die plaatsvinden in de hoofdstad Teheran, maar nu zijn we in de regiostad Bandar Abbas. Een kleine stad waar we dit beslist niet verwacht hadden.
Shahrouz heeft zichtbaar schik om onze verbazing.
Onze reisgids beschrijft Bandar Abbas als een smokkelstad. Illegale goederen worden met houten schepen vanuit Dubai naar Iran gesmokkeld. “Probeer de drang om spontaan een handje te helpen te bedwingen als je midden in de nacht mannen op een verlaten strand druk in de weer ziet met het lossen van een houten schip.” waarschuwt onze reisgids. “Het zijn vast en zeker smokkelaars”
Het Unesco erfgoed, Qesm-eiland
De volgende ochtend heeft Shahrouz een verrassing voor ons. De avond ervoor vertelden we dat we naar Qesm-eiland willen. Een klein eiland dat tot het Unesco erfgoed behoort vanwege het bijzondere landschap. Hij reageerde gelijk enthousiast. Als geoloog heeft hij het eiland vaker bezocht en kent het gebied goed. Hij heeft die dag vrij en wil graag met ons mee om ons rond te leiden.
Quesm was ooit in bezit van de Portugezen, die hun sporen hebben achter gelaten in (inmiddels) restanten van imposante kastelen en burchten, deels ook in de rotsen. We bekijken het erfgoed, maar maken daarna haast om naar het natuurgebied te gaan.
We lopen door het kalkgebergte, dat door het spel tussen water, wind en kalk tot grote spleten heeft geleid, zo groot dat je er doorheen kunt lopen. Op andere plekken heeft het water torenhoge kalkgesteentes vrijgespoeld. Bijzondere vormen staan vrij in kale vlaktes.
Quesm heeft voor de Iraniër nóg een betekenis. Op het eiland heerst een vrijheid die elders in Iran onmogelijk is. Tijdens het boottochtje dat ons naar het eiland brengt zien we vrouwen hun sluier wegstoppen. Op het eiland verschijnen vrouwen luchtig gesluierd of soms zelfs ongesluierd in het openbaar. De belangrijkste reden waarom Iraniër graag naar het eiland trekken is dat het hele eiland een belastingvrije zone is en alle producten zodoende belastingvrij worden verhandeld.
Bastak
“Blijf langer in Bandar Abbas. In deze omgeving is nog zoveel te zien. Blijf in mijn huis wonen, relax een beetje, vlieg naar Teheran om de visa te regelen en kom weer terug.”
Inmiddels beginnen we de stijl van Shahrouz door te krijgen. Op Quesm verraste hij ons al met bezoekjes bij leuke mensen die ons vreselijk verwenden. Momenten die zonder overleg of aankondiging ontstonden. Maar we willen verder. We willen Iran zien.
Opnieuw is Shahrouz vasthoudend. “De bergen in deze omgeving moet je gezien hebben! Ga niet weg voordat je die gezien hebt. Ik ben van plan om daar morgenmiddag naar toe te gaan. Gaan jullie mee?”
De volgende middag stappen we met 4 volwassenen en een kind in onze auto. Na 3 uur bereiken we een dorp dat omringd is door bergen. Het is inmiddels vroeg in de avond als we bij de familie van Zohoor binnenwandelen. We worden verwend met thee en bijzondere lekkere hapjes die bereid zijn door de moeder van Zohoor. We hebben alle tijd. Na de thee gaan we met Shahrouz en de vader van Zohoor naar de bazaar. Ze ontmoeten veel bekenden en hebben alle tijd voor gezellige gesprekjes. Inmiddels begint het ons te dagen dat we in het geboortegebied zijn beland waar Shahrouz en Zohoor hun jeugd doorbrachten.
De vader van Zohoor wil ons de moskee van Bastak laten zien. Een ongekend grote en kostbare moskee voor het kleine plaatsje. We vragen Shahrouz of we daar wel tijd voor hebben. Wanneer gaan we dan naar de bergen? Shahrouz lacht onze vragen weg. “We hebben genoeg tijd”
“Maar Shahrouz….. brengen we jullie straks nog terug naar Bandar Abbas?”
“Morgen heb ik vrij genomen. We hebben dus alle tijd. Na de bergen kunnen jullie verder reizen. Mijn chauffeur haalt mij overmorgen op.”
Het is inmiddels 9 uur ’s avonds als we de moskee bereiken.
Daarna dan toch richting berg?
TELEFOON! We stoppen bij een gebouw waarvan de deur net op dat moment opengemaakt wordt. “Dit is het museum van Bastak. De museumdirecteur vindt het leuk dat jullie in Bastak zijn en opent het speciaal voor jullie.” De directeur wacht ons op en leidt ons rond door het museum dat ooit de functie van badhuis (hamam) had. We zien een merkwaardige verzameling grafstenen, afgedankte kinderwiegjes, plastic vliegtuigjes, een roestige rammelwekker en een muur vol foto’s van de openingsreceptie. “Het heeft een hoog Boudewijn Buch gehalte” hoort Saskia Emiel opeens zeggen, die in zijn reisprogramma’s door de meest bijzondere, bizarre, soms zelfs verlaten musea struinde.
TELEFOON! We wandelen het uitgesproken met design ingerichte huis binnen van een stel pas getrouwde vrienden. Drinken thee en eten een erg smaakvol Iraans gerecht.
TELEFOON! Shahrouz stapt abrupt uit onze auto. Hij heeft zojuist telefonisch een meloenbestelling doorgekregen. Met een meloen rijker vervolgen we de tocht.
TELEFOON! We maken een extra lus door het dorp. Er staan namelijk een paar vrienden op straat die zojuist gehoord hebben dat Shahrouz ‘in town’ is. Met gasten. Ze hebben hem zojuist telefonisch ervan doordrongen dat ze hem beslist even moeten zien.
TELEFOON! De telefoon rinkelt onophoudelijk en na een tocht van huis naar huis, van oom naar tante, neven en nichten gaan we om 11 uur ’s avonds richting berg. We zijn al aardig op hoogte en geloven er in dat de tocht naar de berg nu eindelijk doorgaat.
TELEFOON! “Mijn vader heeft jullie nog niet ontmoet. Hij woont hier vlak bij. Kom, we gaan even een kopje thee drinken.” We keren de auto en rijden terug richting het dorp.
TELEFOON! Even handen schudden van een paar andere vrienden.
TELEFOON! “SHAHROUZ…. STOP!!!…… Mogen we nu eindelijk naar de berg?” We rijden op een hoogte van zo’n 1100 meter, hoe hoog is die berg van jou eigenlijk? Oh, we moeten in het donker nog klimmen over een zandpad naar 2800 meter ???!!!
Om 1 uur ’s nachts staan we op de top van de berg. De vrienden van Shahrouz zijn er en er heerst een uitgelaten stemming. Uiteraard wisten wij niet dat Shahrouz tijdens het onophoudelijk telefoneren ook een feestje georganiseerd had. “Dit is de plek waar ik graag met mijn vrienden ben. We gaan nog even shoarma eten. Duurt niet zo lang hoor. Misschien een half uurtje.” Shahrouz lacht om zijn eigen ongeloofwaardige gebrabbel.
Om half 5 is het vuur gedoofd, de zelf gebrouwen wijn op en kruipen we in onze tent. Een paar uur later kruipen we er weer uit voor een ontbijt met de vrienden die de nacht ook in de bergen zijn gebleven. Eindelijk zien we iets van het mooie gebergte en beginnen aan een wandeling.
TELEFOON! De moeder van Zohoor nodigt ons uit voor de lunch. Shahrouz lacht: “Ik denk niet dat we daar nee tegen kunnen zeggen.” Terug naar het dorp.
TELEFOON! “We kunnen nog even naar de waterbron om te zwemmen . OK?” We liggen lekker te baden in het warme water dat uit de nabijgelegen bron stroomt.
TELEFOON! “We moeten opschieten. De familie wacht op ons.
“Maar Shahrouz…. Jij wilde met ons toch naar de bergen?” Shahrouz lacht om de chaos: “Misschien straks….”
In het huis van de ouders van Zohoor genieten we van een korte tijd rust. De moeder heeft een paar overheerlijke Iranese groentegerechten gemaakt en geeft ons haar zelfgemaakte yoghurt. (Natuurlijk was er al over getelefoneerd dat we liever niet erg veel vlees eten.) Ze leiden ons rond door hun huis en laten zien waar we die nacht slapen.
Na de lunch gaan we naar de zoutbergen waar Shahrouz over vertelde. De vader van Zohoor gaat mee. “Relax” roept hij naar Saskia, als hij het gestuntel van Saskia, die steeds verblind wordt door haar hoofddoek en daardoor halsbrekende toeren uithaalt, niet langer aan kan zien.
De hoofddoek zakt acuut af en blijft rusten op de schouders. Shahrouz leidt ons door een bijzonder zoutgebergte. We proeven puur zout, zien de mooiste stenen en genieten van zijn uitleg. We zoeken dit bijzondere gebied op in onze reisgids, maar vinden het –vreemd!- nergens terug.
TELEFOON! Shahrouz zwijgt. Als we even later bij de auto uit komen zien we plotseling de hele familie van Zohoor staan. “We blijven niet bij haar familie slapen. Mijn vader heeft net gebeld. Hij vindt dat we te weinig bij hem zijn geweest. We eten daar en blijven er slapen.”
TELEFOON! “Mijn vrienden zijn in het badhuis in mijn dorp. Voor het eten gaan we daar naar toe.”
Gesloopt bereiken we het huis van de vader van Shahrouz. De vader doet erg zijn best om met ons te praten, maar wij vallen om van vermoeidheid en kunnen amper een woord uitbrengen.
De volgende ochtend wordt de chauffeur van Shahrouz ontvangen in de gastenkamer (onze logeerkamer) van het huis. Hij eet een lap brood en niet veel later kunnen we vertrekken.
TELEFOON! Mijn tante heeft gebeld. Zij is de moeder van de dichter en wil jullie nog graag even ontmoeten. We rijden langs haar huis, springen uit de auto, geven een hand en krijgen zomaar een in het Iraans geschreven dichtbundel.
“Shahrouz….. gaat het vandaag gewoon weer verder?” Hij lacht, wij lachen. “Nou… in Shiraz woont een vriend van mij. Jullie moeten hem echt even bezoeken.” “NEE, STOP, ALSJEBLIEFT…. We willen eventjes rust…”
“Straks als jullie in Turkmenistan zijn kunnen jullie gezellig met z’n tweetjes zijn. Zolang jullie in Iran zijn zul je weinig alleen zijn.”
Shiraz
Op weg naar Shiraz proberen we de chaos van de voorgaande dagen te ordenen. ”Wat is ons nu weer overkomen.” TELEFOON! Abdullah belt. Hij is een vriend van Shahrouz en is toevallig net op hetzelfde moment als ons op weg naar Shiraz. We hebben hem op de berg in Bastak ontmoet en hij wil ons naar een goede slaapplaats in Shiraz leiden. Na alle (nachtelijke) bezoekjes in Bastak zijn we moe en willen even alleen zijn. We bedanken hem vriendelijk voor het aanbod en jokken dat we al een goede plek weten. Tijdens onze lunch langs de kant van de weg haalt hij ons in en leidt hij ons alsnog naar Shiraz. Opgelucht halen we adem als hij onsniet bij zijn vrienden, maar bij een gezellig park achterlaat. “Hier slapen veel Iraniërs als ze op vakantie zijn. Zie je al die tenten? Jullie auto staat hier veilig.”
TELEFOON! Ziba belt. Zij had gehoord dat wij al in Shiraz zijn. Ze woont in Shiraz en wil ons graag ontmoeten en rondleiden. Als we hulp nodig hebben moeten we haar beslist bellen. We bedanken haar vriendelijk en jokken dat we haar zullen bellen als we hulp nodig hebben.
We wandelen door het park en vinden een rustig plekje waar we in alle stilte ons kunnen verbazen over de gezelligheid die we in het park zien. Verliefde stelletjes slenteren door het park en fluisteren elkaar iets toe. Overal zitten families op grote tapijten. Ze bereiden hele maaltijden en brengen de tijd kletsend door. Opeens staat een man naast ons. Hij biedt ons een heerlijke gevulde opgerolde pannenkoek aan. “Voor jullie, ik hoop dat jullie het lekker vinden.”
TELEFOON! Een meisje/jonge vrouw belt. Ze huilt. Ze had ons zo graag willen ontmoeten in Bandar Abbas. Zonder dat we haar gezien hebben had ze ons al bestookt met sms-jes waarin ze ons probeerde over te halen om haar te ontmoeten. Het lukte ons niet om ons los te worstelen van Shahrouz en hebben haar vriendelijk bedankt voor haar gastvrijheid. Ze is verdrietig, ”very sad”, omdat ze zo graag bevriend wil zijn met ons. Ze wil graag contact met ons houden en wil brieven met Saskia schrijven. Lastig, omdat we onderweg geen postadressen hebben en zij niet over een mailadres beschikt.
De volgende dag trekken we de stad in. Shiraz is een romantische stad. Een stad van romantische dichters, de rode wijn, de mooie parken. We bezoeken de graftombe van Hafez, een populaire dichter die mooie gedichten over de liefde schreef. Zijn tombe wordt omringd door een verrassend mooi bloemenpark met mooie fonteinen en prachtige gebouwen.
We bezoeken de moskee. Saskia krijgt een chador, een rechthoekige doek aangereikt die in de moskee als verplicht kledingstuk voor vrouwen geldt. Ervaren draagsters hangen de doek over het hoofd waardoor ongeveer alleen je neus zichtbaar blijft. Ze houden het met één hand (of met de tanden) op hun plek. Voor Saskia is het een heel gedoe om het ding op z’n plek te houden.
Na een intensieve worsteling is het eindresultaat dat ze de doek met minstens één hand strak om haar hoofd spant. Bij elke andere variant zakt de doek acuut af. Emiel loopt ontspannen door de Moskee. Saskia doet haar best om iets van de moskee op te vangen. Dit lukt amper omdat het dragen van de chador alle aandacht opeist.
Voor het eerst zien we mooi blauw tegelwerk, waarmee de buitenkant van imposante gebouwen bekleed zijn en waar Iran bekend om staat. We zien in de voor mannen en vrouwen gescheiden gebedsruimtes spiegelmozaïek. Zien we bij andere mozaïeken mooie afbeeldingen in rijk gekleurde stukjes. Hier zien we kleine spiegelstukjes, die in drukke motieven tot één geheel zijn gevormd. Spiegelstukjes die te klein zijn om jezelf in de wand te kunnen herkennen.
Ondanks de ontbrekende kleur is het een druk geheel en is het intensief om er naar te kijken. In de bidruimte voor de vrouwen ziet Saskia vrouwen zittend tegen de wand de koran bestuderen. Een mooi contrast van de zwarte gewaden, waarin de vrouwen gekleed zijn, en de schitteringen die van de spiegelstukjes afspatten.
TELEFOON! Ziba belt. Ze vraagt of we het naar onze zin hebben en wil weten wat onze plannen zijn voor de rest van de dag. “Kom rond 5 uur naar het Bagh e Eram park. Dat staat niet op jullie programma, maar je kunt Shiraz niet verlaten zonder bezoek aan dit park.”
Ziba leidt ons samen met haar vader rond door het park. Het park is prachtig aangelegd. Mooie lanen, fraaie hoge cypressen die het felle zonlicht breken en een romantisch licht op de lanen werpen. Felgekleurde bloemperken. We vinden het mooi, rustig. Voor Ziba en haar vader is het bezoek aan het park confronterend. Ze zijn er al lang niet geweest, zijn geschokt en wijzen ons op de niet functionerende fonteinen, de onverzorgde uithoeken, het gesloten en slecht onderhouden paleis. “Deze regering geeft helemaal niets om het moois te onderhouden dat Iran rijk is. Het is verdrietig en frustrerend om zoveel moois in vervallen staat te zien. Onder de Shah was het een mooi park” Na de wandeling door het park excuseert de vader zich. Hij heeft een afspraak, maar zijn dochter heeft nog alle tijd om ons een paar plekken te laten zien. Met Ziba vervolgen we onze tocht door Shiraz.
Ze is zichtbaar niet op haar gemak dat wij ons niet afsluiten voor de mensen om ons heen. De hele dag al spreken mensen ons aan, wordt vriendelijk hulp aangeboden, willen ze met ons op de foto of willen ze alleen een praatje maken. We reageren er vriendelijk, maar oppervlakkig op en gaan zo nu en dan in op een verzoekje. “Maar hoe weet je nu dat dit goede mensen zijn?” Vraagt Ziba bezorgd. “Misschien zijn ze vriendelijk naar jullie, maar zijn het spionnen die jullie in de gaten houden en alleen aardig zijn omdat ze een doel hebben. Ze wijst ons op een paar mannen die we op een andere plek ook hebben ontmoet. “Zoiets valt mij op, het hoeven geen verkeerde mannen te zijn, maar vreemd vind ik het wel.” Nadat Emiel met de auto voorrijdt en haar laat instappen bij de ingang van de tombe vertelt hij enthousiast dat het iets langer duurde omdat hij nog met een man in gesprek raakte. De man had zijn adres aan Emiel gegeven en had hem uitgenodigd. Ziba reageert streng. “Laat dat briefje eens zien?” Ze bekijkt het nauwkeurig maar vindt niets vreemds. “Wees verstandig, ga er niet op in. Ik raad jullie aan om niet met iedereen te praten. Ga alleen met mensen om die je kent of die je via anderen kent. Dat doet bijna iedereen in Iran. Vrijwel niemand vindt zijn vrienden op straat. Je weet namelijk niet wat zijn bedoelingen zijn. Wees argwanend!”
Even later haalt de vader Ziba op en herhaald op indringende wijze de woorden van haar.
Die avond zitten we rustig in een café koffie te drinken. We proberen op een rijtje te zetten wat we van de contacten die we op doen vinden en vragen ons af of we echt argwanend moeten zijn. Moeten we de man wantrouwen die ons in het park zo vriendelijk een broodje gaf? Moeten we bot zijn tegen het meisje dat belangstellend vraagt waar we vandaan komen? Moeten we de man die wil weten of we een prettige tijd hebben in Iran en wat we nog willen gaan zien de rug toekeren? We zien er geen gevaar in en willen ook niet dat argwaan bijzondere momenten blokkeert.
Saskia is moe van de inspannende dagen. De hoofddoek, waar een verstandhouding mee leek te ontstaan, zit haar in de weg. Het jeukt. In het café beleeft ze haar eerste hoofddoekdip. (Klik door naar haar hoofddoekverhaal: Help! Waar is mijn hoofddoek). De eigenaar van het café ziet het met lede ogen toe en moedigt haar aan: “Doe je hoofddoek maar af, no problem, hier is het OK!"
Onwennig valt het doekje op haar schouders. Het is zo vreemd om te merken dat het al na een paar dagen Iran ‘naakt’ voelt om in het openbaar ongesluierd te zijn. De verleiding is te groot. Het doekje blijft af.
Plotseling ziet Saskia dat een jongen onafgebroken naar haar staart. Oeps! foutje! Niet gemerkt dat het doekje nog af is. Het ding moet weer op! Heeft die jongen zowaar een naakte vrouw geizen.
Persepolis
Niet ver buiten de stad Shiraz liggen de ruines van de Perzische paleisstad Persepolis. Het ceremoniële centrum Persepolis is nooit een echte normale hoofdstad geweest. Het was het imposante decor voor het jaarlijkse nieuwjaarsfestival, waar de afgevaardigden van de volkeren van het Perzische rijk een geschenk aan hun koning gaven.
De bouw van de stad duurde ongeveer 150 jaar en is gestart in de tijd dat koning Darius heerste (518 v.Chr.).
Bijzonder is dat het complete ontwerp van de stad al voordat de bouw begon vaststond. Alle opvolgende koningen bouwden gestaag verder volgens het oorspronkelijke plan, maar nog voordat de bouw van de stad voltooid was werd het verwoest. Alexander de Grote was het brein achter de verwoestende paleisbrand. De stad werd verlaten en vergeten. Pas toen de universiteit van Chicago in 1931 grote archeologische opgravingen startten kwam de geschiedenis van Persepolis voor het grote(re) publiek tot leven.
We blijven twee dagen in Persepolis. De eerste dag proberen we te begrijpen hoe de stad in elkaar stak, proberen we te herkennen welke gebouwen op welke plek stonden en proberen te achterhalen wat de functies van de verschillende gebouwen waren. We lezen onze gids door en luisteren soms stiekem naar de informatie die de voorbijlopende gidsen vertellen. We kopen een DVD waarin de achtergronden van de stad uitgelegd worden. De eerste avond bekijken we de DVD in de hoop dat de vele kwartjes vallen. De tweede dag leggen we er bij ons neer dat we grote delen van de stad niet begrijpen. We lopen er rond en genieten van restanten die we zien. Persepolis wordt gezien als de parel van de Perzische architectuur. Wij zijn vooral onder de indruk van de verfijnde reliëfs die we zien. Vooral de reliefs op de trappen naar de audientiezaal (de zaal waar de koning tijdens het nieuwjaarsfestival geschenken ontving) zijn prachtig.
Hier een origineel filmpje met de reconstructie: Persepolis Recreated.
In Persepolis worden we voortdurend belaagd door schoolmeisjes. Zodra een klas arriveert weten we precies hoe laat het is: maximaal 5 seconde van het moment vandaan waarop een horde gillende en giechelende meisjes op ons afstuift. Ze willen met ons op de foto, vragen in hun beste Engels hoe we heten en waar we vandaan komen en maken brutaal foto’s van ons. Brutaal omdat het not-done is om Islamitische meisjes en vrouwen ongevraagd te fotograferen. Deze meisjes maken ongevraagd foto’s van ons. Duwen hun telefoon (=camera) bijna tegen onze neus om een kiekje te maken. Suppoosten doen hun best om de meisjes op een vriendelijke wijze op afstand houden. Dat lukt ze, voor even……
TELEFOON!: Shahrouz belt. “ Jij wilde toch een kaviaarkwekerij bezoeken?”, vraagt hij bijna triomfantelijk aan Emiel. “De man die je ontmoet hebt in Bastak wil je graag ontmoeten op zijn kwekerij. Kun je er morgen zijn?”
TELEFOON! Ziba belt. Ze vraagt of we het naar onze zin hebben en of we het leuk vinden om die dag nog af te spreken.
TELEFOON! Het Bandar Abbas meisje belt. Ze vraagt waarom we haar niet vaker bellen of sms’n. Ze mist ons heel erg.
De kaviaarkwekerij
Op weg naar de kaviaarkwekerij worden we ingehaald door een sportieve auto. In een flits herkennen we Shahrouz, die samen met Mohammed ons tegemoet zijn gereden omdat ze bezorgd zijn dat we in deze afgelegen omgeving zullen verdwalen. Zorgzaam rijden ze voor ons uit over de slingerende weg door het heuvelachtige gebied waar de kaviaarkwekerij gevestigd is.
Op een heuveltop blijven ze staan. Vanaf de heuveltop zien we de overkapte bassins en horen we het water stromen. Diep in de bergen ligt de bron die de kwekerij van constant fris water voorziet. Mohamed liet het water onderzoeken. Toen duidelijk werd dat het water de juiste kwaliteit heeft is hij begonnen met het aanleggen van de kwekerij.
Saskia moet even slikken als we aankomen. Het gemengde gezelschap, dat telefonisch voorgespiegeld was, is in werkelijkheid een mannengezelschap. De vriendin van Mohamed, de eigenaar van de kaviaarkwekerij is er niet omdat haar moeder ziek is en zij voor haar wil zorgen. Volgens Shahrouz is Zohoor er niet omdat ze tussen mannen die ze niet kent niet kan relaxen. Inmiddels weten we dat zij hiermee bedoelt: dat ze niet ongesluierd kan rondlopen. Of dit de werkelijke reden is maakt niet uit.
Er zijn veel mannen aanwezig. Uiteraard het mannelijke personeel dat op de farm woont en werkt, maar ook een paar deskundigen die op verzoek van Mohammed naar de farm zijn gekomen. En uiteraard zijn er veel vrienden. Saskia is de enige vrouw en in Iran voelt dat opeens erg vreemd.
Voor haar blijft het moeilijk om te bewegen in een cultuur waarin de mannen en de vrouwen zo vaak in gescheiden werelden leven.
Een rondleiding volgt door de kaviaarkwekerij met de steuren. Mohammed, de eigenaar is zichtbaar blij dat Emiel geniet en voluit vraagt aan de door hem speciaal uitgenodigde deskundigen. Een dierenarts of eigenlijk visarts, iemand van de vis-universiteit, een steur-fluisteraar. Dit is de enige kaviaarkwekerij die niet aan de Kaspische Zee ligt. Daar wordt zo’n 95% van de kaviaar in de wereld geproduceerd. Het is een belangrijk Iran exportproduct, totaal in handen van het staatsbedrijf Shilhat. Inmiddels zijn de verschillende steur soorten al jaren een beschermde vis (CITES). Kweeksteuren produceren nu alles, allen hebben een ID-nummer. Maar de steur is een zich langzaam voortplantende vis. Pas na 8 jaar begint bij de snelste steur de kuit productie, bij de Beluga soort pas na zo’n 30 jaar … .
Op deze kwekerij hebben ze 4 verschillende soorten, en de Beluga’s zijn nu nog maar 3 jaar oud. Even wachten dus voor de winst voor Mohammed komt. Dat is ook de reden voor de duizenden regenboogforellen die er rondzwemmen. Ze vullen de kleinere bekkens, aanstroomkanalen en geven al een winstje na twee jaar.
10 tot wel 20% van het lichaamsgewicht produceren steuren als kuit, wat via het zoutprocedé de kaviaar wordt. Sommige steursoorten wegen volwassen 30 kg, maar de Beluga wel 100, tot uitzonderlijk in het wild levend wel 1000 kilogram. Emiel leert nog heel veel meer getallen en er worden zelfs universiteitsboeken bij gehaald om dingen op te zoeken.
Shahrouz en Mohammed verrassen ons opnieuw. Mohammed heeft muziek geregeld, twee homoseksuele mannen zingen mooie, emotioneel geladen Iranese liederen. Eén van de medewerkers schept een vol net regenboogforellen uit de kweekvijver en serveert ze iets later perfect gegrild. Er wordt gedronken, gedanst. Het is feest in de kaviaarkwekerij!
De volgende ochtend ontwaakt het gezelschap traag. Rond de middag ontbijten we op een rustig plekje aan de rivier. Het valt ons dan pas op hoe rustig het is.
TELEFOON? Er is geen netwerk in de omgeving van de farm. We zijn voor even onbereikbaar. We leren opeens een andere Shahrouz kennen. Gesprekken die we met elkaar hebben worden niet aanhoudend onderbroken door korte telefoongesprekjes.
Die middag maken we een wandeling naar de bron. Tijdens onze wandeling zien we een man die ons uitnodigend toezwaait. Hij is zijn opiumpijp aan het voorbereiden. Hij biedt ons een pijp aan. “Opium wordt gedoogd in Iran, als je betrapt wordt op het gebruik daarvan loopt het meestal wel goed af. Dat is anders wanneer ze je met drank betrappen.”
Mohamed geeft opnieuw zijn medewerkers de opdracht om een vis uit de kwekerij te scheppen. Ditmaal zijn het niet de kleine visjes, maar een grote vier jaar oude steur. Het grote gevaarte beland in stukken op de barbecue. Opnieuw brengen we uren door op het mooie plekje aan de rivier.
Bij het afscheid vertelt Shahrouz dat hij een vriend heeft in Esfahan die we beslist moeten bezoeken.
“SHAHROUZ NEE! Het was opnieuw fantastisch hier, maar kunnen we misschien één dagje alleen zijn?”