Onze route door Zuid Ethiopië: van Addis Abeba tot Kenia
De hoofdstad Addis Ababa
Vanuit het noorden bereiken we via een klein extra lusje (we wilden de grootste en dikste boom van Ethiopië zien) de hoofdstad Addis Abeba. Opnieuw een hoofdstad die ons weinig aanspreekt. We hebben direct het gevoel dat we door een voormalige Oostblok stad rijden. Brede straten, grote pleinen, her en der een socialistisch kunstwerk, grauwe gebouwen. Vreemd is dit niet, aangezien Ethiopië een communistische periode heeft gekend. De straten zijn relatief rustig en worden gebruikt door taxi’s, bedjaks -een soort brommertjes met een kleine cabine waar ± 4 mensen in vervoerd kunnen worden-, en door vrachtwagens en voetgangers. De smog is aanzienlijk. Grote pluimen stinkende rook achtervolgen de voortrijdende auto’s en kleuren de lucht grijs. Privé-auto’s rijden amper rond. Als we ze al zien zijn het de grote Landcruisers van hulporganisaties, expats en diplomaten. Op weg naar Addis Abeba zagen we opeens een gewone Mercedes personenwagen. We hadden al sinds weken geen gewone privéauto meer gezien.
In het centrum van deze grote stad vinden we een prettig plekje om te kamperen. De Nederlandse Wim heeft hier zijn eigen Wim’s Holland House gebouwd. Een plek die onder ons Overlanders bekend staat als gezellige plek waar leven in de brouwerij is.
Zodra we zijn straat inrijden herkennen we direct wat er bedoeld wordt. Grote pamfletten van het oktoberfeest (de bierfeesten uit Beieren) versieren zijn stek. In de tuin voor zijn restaurant staat een grote bierwagen, het restaurant ziet er aantrekkelijk uit, voor het eerst deze reis drinken we heerlijk én koud tapbier en eten we versgebakken Vlaamse friet (met onze eigen Calvé majo, in onze fridge meegesmokkeld). De bar van Wim wordt onze hangplek. Ondertussen onderhoudt Wim ons met de avonturen die hij in Soedan en in Ethiopië heeft opgedaan. Jarenlang heeft hij hulptransporten verzorgd en regelde hij het vrachtwagenvervoer.
Addis is voor ons een herhaling van Caïro: er is opnieuw veel regelwerk te doen. We regelen de visa voor Kenia, Oeganda en Rwanda. Emiel gaat naar de tandarts omdat zijn kroon is afgebroken tijdens het snoepen van een toffee en Buca mag naar de garage voor een onderhoudsbeurt.
In Addis Abeba vallen we opnieuw midden in een Ethiopisch Orthodox Christelijk: Timkat of Epiphany.
Eénmaal per jaar, op 19 januari wordt de Ark van het Verbond, elke kerk beschikt over een waardige kopie, de kerk uitgedragen en wordt daar aanschouwd door een enorme -uiteraard weer in het wit geklede- mensen. Honderdduizenden mensen bezetten de straten. Er wordt gezongen, gedanst, gekletst in afwachting van het voorbijtrekken van de priesters met Ark.
Ontspannen staan we tussen een dringende massa mensen. De politie te paard slaat met stokken een weg erdoor heen. Dan volgt een cordon mensen in kleurige T-shirts, waarschijnlijk beveiliging of missionarissen of zo. Ook deze duwen en slaan, maar laten gelukkig de Faranji staan. Zo ontstaat er een open pad waar de stoet doorheen trekt. Voorop chanting priesters, een erg grote Ethiopische vlag die over onze hoofden gaat, geestelijken die onder mooie parasols lopen. Opeens staan we nog als enige overeind. Om ons heen is iedereen geknield en bid of adoreert. De Ark, waar je niets van ziet, omdat hij bedekt is met vele doeken, volgt. En dan -net als bij de prinsenwagen met Carnaval- loopt ieder met de stroom mee.
Arba Minch en nationaal park Nechisar.
In de loop van de middag bereiken we het nationaal park. Bij de entree van het park vragen we naar de omstandigheden in het park. Het heeft namelijk geregend en bij regen worden veel wegen onbegaanbaar. “Very good road” is het commentaar.
Na een paar bochten komen we uit bij een weg die veel weg heeft van een rivier. Het pad is ondergelopen, het water stroomt er hard. “Very good road” herhalen we. Buca maakt een duik in het water en veroorzaakt tijdens het rijden golven die over de motorkap slaan.
Het schemert al wanneer we de vlakte bereiken. In het slechte licht herkennen we de zebra’s en zien we grote kuddes koeien.
Het is vreemd dat op dit tijdstip nog zoveel koeien in het gebied staan. Op de meeste plekken zie je herders met hun kuddes laat in de middag terugkeren naar hun huis. Waarschijnlijk blijven de kuddes in dit gebied ook ‘s nachts op de vlaktes. En überhaupt, moeten er zoveel koeien in een nationaal park zijn? We besteden er weinig aandacht aan en parkeren Buca op de heuvel. Een mooi plekje om de volgende dag naar de koeien en de zebra’s te kijken. De hele avond en nacht horen we mensenstemmen en zien we in de verte lampjes branden. De volgende ochtend is de vlakte, op de zebra’s na, leeg. Geen mens of koe te bekennen. We snappen er niets van.
Het gebied is wijds. Grote graslanden met zebra’s gazelles en herten, doorkruist met diepe zanderige dierensporen, ingeklemd door heuvels. Bijzonder aan dit gebied is dat er twee meren zichtbaar zijn. Het bruine modderige meer (Abaya) en het blauwe meer (Chamo). Tussen de meren ligt een strook grond, waar opnieuw een religieuze verklaring voor is. Het is Gods brug.
Bij één van de meren zien we Nijlpaarden en grote krokodillen. We stoppen zo dicht mogelijk bij het water, bijna erin, klimmen op ons balkon en turen lang naar de dieren.
Op de weg naar de uitgang zien we een scout, uiteraard is hij bewapend . We willen weten wat er met de koeien is gebeurd. Ze waren nergens meer te bekennen. De scout kijkt verschrikt op en vraagt wat onze slaapplaats was. Hij vertelt dat twee stammen met elkaar overhoop liggen. Een gevecht dat niet opgelost wordt met woorden, maar met wapens. Meerdere doden zijn gevallen. Omdat ze bang zijn dat hun koeien geroofd worden is een stam het park in gevlucht, op zoek naar een veilige plek voor de koeien. Pas als die veilige plek gevonden is, stoppen ze met lopen. Hij vermoedt dat ze inmiddels het gebied doorgestoken zijn, dat ze niet alleen de hele nacht, maar ook de hele dag gelopen hebben.
“En jullie slaapplaats lag centraal op hun vluchtroute.”
Nationaal park Mago, de Omo vallei.
Opnieuw maken we een grote sprong in het reuzenland Ethiopië. We zakken naar het zuid-westen, naar de Omo-vallei. Een bijzonder stukje Afrika, waar ook nu nog bijzondere stammen leven volgens hun oude tradities. Een doortocht door dit gebied is, vanwege onze keuze voor de Omorate-route, sowieso noodzakelijk. We kiezen voor een extra lus door het gebied. Een lus die ons langs Weita, Jinka, Mago, Dus, Kolcho naar Omorate voert. Het eerste deel van de route rijden we zelfs over het asfalt, dan een stukje naast het nog aan te leggen asfalt, over een redelijk goed zandpad. Een nacht slapen we op advies van andere reizigers bij een politiepost. Onze volgende echte tussenstop is bij de Mursi-stam. We blijven er overnachten (Voor het Mursiverhaal, klik door naar: Slapen bij de Mursi). Daarna veranderen de omstandigheden sterk en rijden we door een dicht bebost gebied. Op sommige plekken is van een weg of track geen sprake meer. Dwars door het struikgewas zoeken we onze weg.
| | | | |
op zoek naar iets eetbaars | | onderhandelen over de prijs | | het resultaat: bananen |
Bijzonder aan dit gebied is, dat je onderweg alleen mensen treft die tot een bijzondere stam horen. Ze zijn kleurrijk, uitgesproken uitgedost. Vanwege onze ontmoeting met de Mursi, die voor ons onvergetelijk is, laten we de overige stammen redelijk ongemoeid. De mensen zien we wel, wandelend door het gebied, al koeien hoedend, of onderweg… naar een markt, of buurdorpje..
Die nacht slapen we in het bos. We vinden een plek op een heuvel en kijken uit over de bomen die in de Rift Vallei staan. In de verte horen we een leeuw brullen. Een schorpioen kruipt voor onze voeten.
Als dit geen wildernis is…
We verlaten Ethiopië.
Omorate is de Ethiopische grensplaats naar Kenia. Opnieuw is de administratieve procedure bij de grens verbluffend eenvoudig. Sinds 1 januari 2010 (onze jaartelling) hebben ze een kantoortje hier. Ons paspoort en carnet wordt probleemloos afgestempeld. Het stoffige dorpje Omorate, dat voelt alsof de wereld er eindigt, is opnieuw een exotische plek waar veel bijzondere en fraai uitgedoste mensen samenkomen.
We willen de rivier oversteken, wat niet vanzelfsprekend is omdat er wel een veerboot is, maar het eigendom van de brug-bouwmaatschappij. Een andere manier om de rivier over te steken met een auto lukt binnen een afstand van 300 km niet.
De onderhandelingen met de projectleider, lopen ietwat hakkelig en met tussenpozen. Hij spreekt geen Engels en hij vraagt teveel… Enigszins overrompeld staan we de volgende ochtend met auto en al aan de overkant van de rivier. Op een vrij onverwacht moment was de prijs rond en konden we direct het veer oprijden. Onze birretjes, het Ethiopische geld, zijn nog niet op. We wilden ze eigenlijk nog wisselen voor Keniase Shillings. Op zich geen overbodige luxe om bij ons te hebben omdat we in Kenia het eerste deel van de route door weer een (erg) afgelegen gebied reizen.
Iets verderop in de rivier liggen een paar uitgeholde boomstammen. Emiel stapt in één van de boomstammen en wordt, in het gezelschap van een local, naar de overkant gebracht. Bij het restaurant van Awasha waar zeker 40 mensen al weken verblijven om op een goed moment de grens over gebracht te worden, kunnen we goed wisselen.
Zodra Emiel terug is, gaan we op zoek naar de route die ons naar Kenia leidt.
Onderweg nemen we een lifter mee, die naar een dorpje verder wil. Hij wil afgezet worden bij de politiepost. Ook zegt hij dat we paspoorten moeten laten zien bij het politiebureau voordat we het land uitrijden. Volgens hem hoort dit zo. Omdat we alle formaliteiten al geregeld hebben is dit voor ons eigenlijk niet nodig. Maar omdat we geen problemen vrezen zien we geen bezwaar om even te stoppen.
De dienstdoende agent wordt gewekt. In zijn hemd zoekt hij zijn plaats achter zijn bureau. Op zijn bureau liggen een paar stapeltjes papier. Uiterst kritisch bekijkt hij de exitstempel in ons paspoort en het carnet. Hij begint wat te rommelen in zijn papieren en blaft ons op een autoritaire en dwingende manier toe dat een geel velletje ontbreekt. Alleen als we een geel velletje aan hem kunnen geven mogen we verder rijden. Hij laat ons een stapeltje papieren zien. Het jongste papiertje is 2 jaar oud. Dat sinds dat laatste papiertje de procedure in Omorate is veranderd en hij daarvan niet op de hoogte is, deert hem niet. We mogen niet verder. Onze lifter fluistert “Geef hem wat geld, misschien vindt hij het probleem dan minder erg.” We voelen er niets voor om deze man iets toe te schuiven. Emiel kijkt naar Saskia, vertelt wat hij van plan is en vraagt wat zij wilt doen. “Ik vind het loeispannend, maar ok… we proberen het…”.
We stellen de man gerust en zeggen dat we terug gaan naar Omorate. Emiel stapt daar opnieuw in een holle boomstam om aan de andere kant het papiertje te halen. We laten de lifter achter bij de politieagent en spreken met de agent af dat we terugkomen zodra we het gele velletje hebben.
We stappen in de auto en willen de auto keren. Dit mag niet. Er schijnt een kortere weg naar Omorate te zijn. We rijden terug naar het dorp waar de lifter is ingestapt, maken daar een bocht en naderen via een andere weg de politiepost. Door het opstuivende stof, dat normaal gesproken op grote afstand zichtbaar is, zijn we goed te volgen. Alleen waait het nu hard, waardoor het zicht door het opwaaiende zand slecht is. Hopelijk vertroebelt dit het zicht van de agent en ziet hij ons pas op het laatste moment. Op de weg staan geen mannen die ons tegen houden, er staan geen auto’s die ons kunnen achtervolgen. We geven wat extra gas en stuiven de politiepost voorbij waar de agent in het hemd ons nakijkt. Zenuwen gieren door de auto.
Nog een paar kilometer, dan zijn we in Kenia……