Slapen bij de Mursi
Onze route naar Kenia loopt dwars door de zuidelijk gelegen Omovallei, het gebied waar bijzondere stammen leven.
Een groot deel van het gebied is tot nationaal park bestempeld. Zodra je het park binnenrijdt is het alsof je een openluchtmuseum binnenrijdt. Mannen, vrouwen en kinderen zijn kleurrijk gekleed, dragen bijzondere kapsels en zien er uit alsof ze uit een wereld stappen die ver voor de onze ligt.
Eén van de stammen die er leeft is de Mursi stam. Een stam die herkenbaar is aan de bijzondere lichaamsverminking die elke vrouw ondergaat. De onderlip van een volwassen vrouw wordt in een aantal jaren opengescheurd van het gezicht. Het gat dat ontstaat wordt opgevuld met een stenen schijf. In vol ornaat ziet dit er best aardig uit. Maar omdat de schijf voor de vrouwen te zwaar is om continu te dragen, lopen de meeste Mursi-vrouw met een loshangende onderlip, die als een lapje vel aan het gezicht bungelt. Door dit bijzondere uiterlijk behoort deze stam tot de meest commerciële stam in het gebied en ligt de bezoekersprijs hoger dan bij andere stammen. De dorpjes die tot deze stam behoren worden bijna dagelijks bezocht door bezoekers die de stammen vooral ’s ochtends aandoen. ’s Middags mijden ze de dorpen omdat de meeste Mursi mensen op dat moment laveloos dronken voor hun hutje liggen. Althans… dat is het verhaal.
Het bezoeken van stammen vinden wij vrij lastig. In Namibië bezochten we een aantal jaren geleden een Himba dorp. We herinneren ons vooral het ongemakkelijke gevoel dat we hadden toen we als twee aliens door hun dorpje wandelden. We kunnen het niet, het voelt teveel als ‘aapjes kijken’. Het leverde mooie plaatjes op, maar het ongemakkelijke gevoel dat het bij ons oplevert weegt niet op tegen de sensatie van het zien.
Emiel is vrij resoluut. “Van mij hoeft het niet, maar als jij perse wilt, dan ga ik wel mee”
Saskia twijfelt. “We zijn er nu zo dichtbij, ik denk dat ik het achteraf jammer vindt als we het niet geprobeerd hebben.” We bedenken op welke manier we het wel aantrekkelijk vinden om de Mursi stam te bezoeken. Een kleine rekensom levert op dat we de tweede helft van de middag pas bij de stam aankomen. We denken allebei hetzelfde. Onze ogen beginnen te fonkelen. “Nee, dat doen ze echt niet” oppert Saskia. “Waarom niet?” vraagt Emiel. Even krijgen we de slappe lach. “Gaan we het echt proberen? Blijven we slapen bij de Mursi?”
Zoals onze rekensom al uitwees, komen we de tweede helft van de middag aan bij de ingang van het Mursi-gebied. Bij de ingang (een strak gespannen draad over het pad) worden we opgevangen door een soort Mursi-manager. Hij legt ons uit wat de regels zijn in het dorp. Er moet een scout (een meneer met geweer) mee om ons te beschermen. In een rap tempo vertelt hij dat het bezoek aan een dorp ongeveer een uur duurt, wat de prijs is van de scout, wat het bezoeken van een dorpje kost en wat de prijzen zijn voor het maken van foto’s. Hij vertelt dat je in sommige dorpjes vrij mag rondlopen, in andere dorpjes is een streep getrokken waarachter je moet blijven staan om foto’s te maken.
We kijken naar onze klok, kijken bezorgd en zeggen dat het tegen die tijd al donker is. “Kunnen we er na ons bezoek niet blijven slapen?”
Hij snapt er niets van dat wij op zo’n plek willen blijven slapen. Ons argument dat het vrij snel donker wordt vindt hij aannemelijk. Er ontstaat een kort gesprek tussen de mursi-manager en de scout. De scout maakt geen bezwaar en vindt het zelfs geen probleem dat wij geen slaapplaats voor hem hebben.
De scout stapt in, het strakgespannen draadje gaat omlaag, de toegang is open. Vrolijk zwaait de
Mursi-manager ons na. Onderweg passeren we een aantal dorpjes. Ze zien er niet aantrekkelijk uit. De hutjes zien er uit als kleine holle hooibergen, het is amper voor te stellen dat hier gezinnen leven. In de bosrijke omgeving staan de hutjes dicht tegen elkaar geplaatst. Dorpjes zonder omheining, zonder centrale binnenplaats, zonder zichtbare ruimte voor de dieren. De scout verzoekt ons om door te rijden. Blijkbaar heeft hij een dorpje in gedachten. Ons maakt het niet uit. Onze reisgids is te summier om een keuze te bepalen.
De omstandigheden in de dorpjes zien er uit alsof er voor deze mensen de laatste 1000 jaar niets veranderd is. Dat is slechts uiterlijke schijn. De ouderen in het Mursi-dorp zijn opgegroeid zonder enig besef van het land waarin ze leefden. Tot 50 jaar geleden wisten de Mursi-mensen niet van het bestaan van Ethiopië, laat staan van de rest van de wereld. Ze leefden volledig afgezonderd en voelden zich niet verbonden met enig land. Nu, 50 jaar later, hebben ze hun tv-debuut gemaakt, kregen ze o.a. een rol in het Nederlandse Tv-programma ‘Groeten uit de Rimboe’, kent de wereld ze, loopt een –op grote delen zelfs al asfalt- weg naar hun gebied en zijn ze een toeristenproduct met een onweerstaanbare aantrekkingskracht.
De tijd is hier razendsnel gegaan.
Op de dorpjes heeft dit een groot effect. Ze stellen zich in op het toenemende aantal toeristen en verdienen er –relatief- gemakkelijk geld aan. Per toerist ontvangt het dorpje 100 of 200 Bir (ongeveer 5½ of 11 euro). Vervolgens verdienen de inwoners geld aan toeristen die een foto van ze willen maken. Een kind krijgt 1 Bir (€0,05), een vrouw ontvangt 2 Bir en een volwassen man krijgt 3 Bir per foto. Althans… dat is de richtlijn. Voor elke foto moet je onderhandelen en pas als het bedrag overeengekomen is mag de foto gemaakt worden. En als je dan een foto maakt, moet je oppassen dat er niet iemand bij piept. Die moet je dan ook betalen. Een heel gedoe…
Schrijnend is het om te zien hoe de mensen proberen om de bezoekers tot het maken van foto’s te verleiden. Traditionele uitingen zijn blijkbaar niet spectaculair genoeg en maken plaats voor carnavaleske verkleedpartijen. Kleding, beschilderingen, zelfs tatoeages zijn steeds vaker gebaseerd op fantasie, in de veronderstelling dat de toeristen dit graag willen zien. Een stel maïskolven op het hoofd, of een ring waarmee elkaars onderlip wordt vast gehaakt en opgerekt…..
‘Ons’ dorpje ligt ongeveer een half uur rijden vanaf de ‘main-entrance’. We stoppen de auto, het verwachte circus van aandachttrekkende mensen blijft uit. Onze scout voert een gesprekje met het dorpshoofd en komt terug met het goede nieuws. Het dorpshoofd heeft geen bezwaar, we mogen er overnachten.
Wat de scout betreft kunnen we nu door het dorp wandelen.
Het blijft opvallend rustig totdat we de eerste hutjes passeren. Alsof het dorp ontwaakt. Rustig door het dorpje wandelen is er niet meer bij. In een wolk loopt een schreeuwende halfnaakte Mursi menigte met ons mee. Als we even stilstaan plakken een paar vrouwen zich aan ons vast in een verondersteld aantrekkelijke poseerhouding. Kinderen trekken bevallige snoetjes. Vrouwen en kinderen zijn bedelend, aftroevend, gretig, een tikkeltje agressief. Aandacht trekken is het vooruitzicht op geld. Om aandacht te trekken dragen sommige vrouwen afzichtelijke hoofddeksels, koeienhoornen, lelijke hoedjes. Anderen halen bizarre capriolen uit met hun toch al bizarre onderlip. Met een touwtje rekken ze de onderlippen tot een maximale lengte.
Handen grijpen onze handen, naar zich toetrekkend, vast. We worden onderzoekend betast.
Fysieke afstand ontbreekt. Aanraken en aangeraakt worden is een vanzelfsprekendheid. Handen verdwijnen onder ons shirt en voelen onze huid. Ze wrijven over onze armen, over ons gezicht, door de haren, over de borsten. Vrouwen willen weten hoe de borsten van Saskia er uit zien. Zijn ze nog vol? Hangen ze? Hoeveel kinderen hebben er aan gedronken? Handen trekken haar shirt van boven open, glurende ogen volgen. Een verwarde vrouw rent met een opgeheven stok op ons af. Ze begint te slaan, probeert op ons in te rammen. Dorpelingen pakken haar vast, trekken haar bij ons weg. Wij worden naar een ander hutje geduwd. Onverstoorbaar, ze kennen hun gestoorden, gaat het geduw en getrek verder. “Foto-foto”, “Two bir, two bir”. Tot een uitgebreidere woordenwisseling komt het niet. Het dorp heeft bezoek. Bezoek is business, en hun business is jachtig.
Wij raken niet uitgekeken op die vreemde lippen. Op plaatjes zien we ze steeds gevuld met een grote schijf. In de praktijk wordt dit niet vaak gedragen. Vrouwen vinden dit te zwaar en laten de onderlip als een los lapje aan het gezicht bungelen. We zien lippen in alle stadia. Het beginnende lipje, bij vrouwen vanaf 20 jaar. Onder de onderlip wordt een gat gepriemd dat steeds groter wordt doordat de onderlip steeds verder wordt opgerekt (of losgerekt?). Bij het beginnende lipje is alleen een kleine wond zichtbaar. Bij de gevorderde lippen ontstaat een groter gat tussen de onderlip en het gezicht. Gevorderden steken rustig een hand door het gat van zo’n 15 cm groot. Vergevorderden (die hebben we niet gezien) leggen hun onderlip achter de oren.
Eén ding hebben de vrouwen gemeen. Het lukt ze niet meer om hun mond te sluiten. Als ze hun mond proberen te sluiten, blijft de onderkaak zichtbaar. Meestal zie je het gebit niet omdat er een slap tongetje door het gat naar buiten steekt. Een bizarre lichaamsverminking waarvoor we geen verklaring kunnen vinden. Eén reden die we lezen is dat de status van een vrouw groter wordt naarmate het gat toeneemt. Een andere reden is om in het verleden slavenhandelaren af te schrikken. Een slaaf met dergelijke lichaamsverminking zou niet aantrekkelijk zijn op de slavenmarkt.
Door het dorp lopend voelen we steeds meer voor de laatste reden. Het bungelende lipje ziet er werkelijk afzichtelijk en afstotend uit.
Naast het bungelende onderlipje hebben de meeste vrouwen (en kinderen) ook bungelende oorlelletjes. Soms gevuld met een houten of stenen schijf, maar meestal zonder.
Vrijwel iedereen heeft tatoeages op de buik, armen en schouders. Dit heet waarschijnlijk anders omdat de huid in mooie motieven verdikkingen (bultjes/agraves) heeft die zwart gekleurd zijn. Waarschijnlijk worden deze verdikkingen veroorzaakt door onderhuidse infecties. Vooral op de jongere, strakke lijven oogt dit erg mooi en vanzelfsprekend.
Teruglopend naar de auto kijken we elkaar vragend aan. “Gaan we hier echt slapen?”
We besluiten om eerst maar eens te gaan zitten en te zien wat er dan gebeurt. We klappen onze stoelen uit en gaan zitten. Abrupt is de business voorbij. Het dorp hervat z’n dagelijkse gangetje. Vrouwen malen maïs, kinderen spelen, de mannen gaan de koeien halen.
“Mag ik mee?” vraagt Emiel als hij de mannen ziet vertrekken. Het dorpshoofd kijkt onverschillig en knikt instemmend. Emiel rent, zonder te weten hoe lang hij weg is en of hij die avond nog terug komt achter de mannen aan. De koeien staan achter de berg. “Achter welke berg” vraagt hij aan één van de jongens die meeloopt. Een zinloze vraag, niet alleen omdat niemand Engels spreekt maar ook omdat na elke heuvel een andere, nog verder gelegen heuvel verschijnt. De jongen wijst Emiel na elke heuvel een nieuwe heuvel aan. Grote stukken worden rennend afgelegd. Tijdens het lopen en rennen houden de mannen elkaars hand vast. Ook Emiel ’s hand wordt geregeld vastgepakt en pas na een aantal minuten losgelaten. Een zinvol gesprek ofzo lukt natuurlijk niet, maar elk woord dat Emiel uitspreekt word perfect accentloos herhaald. Zo nu en dan lopen ze door andere dorpen. In elk dorpje wordt een praatje gemaakt. Telkens hoort Emiel het woord ‘faranji’. Hij is onderwerp van gesprek.
Na een uur komen ze in het donker uit bij de koeien. De koeien worden niet teruggebracht naar het dorp, maar worden naar een kleine plek samen gebracht, waar ze gemolken en verzorgd worden. De kleine plek is omheind met takkenbossen van met name dorenstruiken, waarschijnlijk tegen roofdieren. De mannen drinken gulzig een emmer melk in één keer leeg. Ook Emiel krijgt een emmer toegeschoven. Hij ziet dat er twee soorten melk gedronken worden en probeert ze allebei uit. De ene soort smaakt naar verse koeienmelk. De andere soort is met brokstukjes, lijkt op Bio-garde en smaakt ook fris-zurig. Later lezen we dat ze die melk fermenteren met urine en as…. In het midden van de kuddes koeien met kalven branden houtvuurtjes. Het verbaast Emiel dat de koeien niet angstig reageren. Rustig hangen ze met hun kop boven het rokende vuurtje.
In de tussentijd blijft Saskia in het dorp. Om haar heen ontstaat een gezellige drukte. De stoel waar Emiel een paar seconden op zat wordt voorzichtig in gebruik genomen door de Mursi kinderen. Blote billen schuiven langzaam op de zitting, angstig kijkend of Saskia ze niet weg stuurt. Met z’n drieën zitten ze op de stoel. De andere kinderen staan om Saskia heen en trekken op een speelse manier de aandacht. Een man loopt op haar af, stelt zich voor en geeft een ferme handdruk. De man is naakt.
Saskia laat de kinderen op de laptop foto’s zien. Eerst foto’s van Nederland. Van de Nederlandse landschappen, de huisdieren, van koeien, schapen en mensen. Als de foto’s op zijn vragen de kinderen of ze meer foto’s mogen zien. Saskia laat ze foto’s van Ethiopië zien. Vooral de foto’s van de apen in de Simien Mountains zijn een groot succes. Ondertussen voelt ze steeds kinderhanden door het haar wrijven. Ze denkt er maar niet aan hoe vet de handjes zijn, wat voor viezigheid er allemaal aan vast kleeft. Etensresten, snotbellen, en uhh…. waar vegen ze hun billen mee af? De handjes verlaten ongetwijfeld schoner de haarbos dan dat ze er induiken. Na de foto’s beginnen de kinderen spontaan te zingen. Hun handen klappen het ritme. Ze pakken de handen van Saskia vast en willen dat ze meedoet.
Als Emiel na een paar uur terugkomt ontstaat opnieuw een hilarisch moment. Emiel heeft dorst een laat het water uit de kraan stromen. Verbijsterde gezichten bekijken het mirakel. Emiel biedt de omstanders een glaasje water aan. De eerste slokjes worden voorzichtig genomen, maar al snel staan ze in de rij (figuurlijk) voor een beker water. Onze pomp maakt overuren. Ook onze stoelen zijn onderwerp van gesprek. Ze hebben door dat de rugleuning enigszins los zit en zomaar achterover zakt als je de armleuning omhoog trekt. En kijk, als je de armleuning naar beneden duwt zit de rugleuning weer vast.
Niet lang daarna ontstaat een gesleep met koeienhuiden. Naast de auto ligt de huid voor de scout. Dit wordt zijn slaapplaats. Iets verder leggen de mannen de andere huiden neer. De één na de ander gaat liggen en valt in slaap. Naast ze ligt hun 2 meter lange wandel- en vechtstok. In het dorp zitten de vrouwen rustig voor hun hutjes te kletsen. Kinderen spelen op de vlakte waar de mannen slapen. Ze spelen ‘faranji’, een spel waarbij ze de bezoekende westerlingen imiteren. Om de beurt is een kind de faranji die moet onderhandelen over de prijs om een foto te mogen maken. Het hele spel gaat in hun eigen taal. De woorden ‘faranji’, ‘foto’, ‘two Bir’, ‘no you are one Bir’ verklappen aan ons waar het spel over gaat. Geweldig om zo te merken hoe kinderen dit verwerken.
De kinderen zetten steeds in op 2 Bir. De strenge faranji spreekt ze toe en zegt dat ze maar 1 Bir zijn. Het onderhandelen gaat een tijdje door en uiteindelijk maakt de faranji (ook dit wordt gespeeld) op afstand een foto van één of meerdere kinderen. Eén van de gespeelde faranji’s weigert te betalen. Grote verontwaardiging bij de kinderen. Geschreeuw, de kinderen zijn boos. Daarna is het volgende kind aan de beurt om faranji te spelen. Het spel herhaalt zich eindeloos.
Het is al half twaalf, de mannen liggen al uren te slapen op hun koeienhuid. Bij de vrouwen wordt het langzaam rustiger. De kinderen blijven onvermoeibaar doorspelen. We gaan naar bed en vallen bij de opgewonden kinderstemmetjes in slaap.
De volgende ochtend wordt het dorp rustig wakker. Vanuit onze tent zien we dat de mannen van hun koeienhuid kruipen. Bij een klein vuurtje zitten ze dicht bij elkaar en maken ze met stokjes hun tanden schoon. De vrouwen herhalen het tafereel dat we de avond ervoor gezien hebben en malen op een steen een nieuwe hoeveelheid maïs. Als ze het malen voor even onderbreken kijken ze rond, of trekken ze even aan hun losbungelende onderlip. De kinderen zitten rustig op een heuveltje en kijken om zich heen.
Van business is geen sprake meer. We lopen rustig door het dorp en zien de mensen bezig met hun ochtendritueel. Een vrouw nodigt ons uit om mee te eten. Ze heeft maïspap (gemalen maïs aangelengd met koud water) gemaakt. We denken even aan de vieze handen en ontzien onze maag.
Het koude papje slaan we vriendelijk af. Eén van de jongere vrouwen loopt naar Emiel. Ze heeft het fototoestel gezien en wil wel op de foto. Emiel geeft haar het toestel en vraagt of ze een foto van hem wil maken. Ze maakt een aantal foto’s van Emiel, van de kinderen om haar heen, van de hutjes. Ze heeft er plezier in en blijft maar foto’s maken. Helaas mist bijna elke foto een onderwerp. Zo staan wij er onthoofd op, staat een kindje er met een half hoofd op (artistiek?), zien we een paar foto’s van de lucht, van het dak van een hutje. Met wat oefenen lukt het haar om een foto van ons met de scout (mét gezichten) te maken.
Een oude man komt naar ons toe en laat een lelijke wond aan zijn been zien. We geven hem een beetje zalf en een kopje thee met suiker. Een andere man komt naar ons toe en gebaart dat hij last van zijn ogen heeft. We hebben niets voor hem. Dan vraagt hij om een kopje thee. Misschien is hij in de veronderstelling dat de thee die de andere man heeft gekregen een helende werking heeft.
In het dorp zien we dat de Mursi zich weer opmaken voor een nieuw toeristenbezoek. Mannen , vrouwen en kinderen beschilderen hun gezichten, vrouwen maken souvenirs (uiteraard zo’n schijf), Niet veel later zien we de vrouwen hun afzichtelijke fantasiehoedjes opzetten. Een nieuwe dag is aangebroken, nog héél even en de fotojacht is weer geopend.
We verlaten het dorp. Buca, die we de dag ervoor nog spierwit wasten in een rivier, kleurt het rood van het zand dat vastkleeft aan de vette plekken, veroorzaakt door Mursi-handen. Onderweg wijken we uit voor een lange sliert 4x4 auto’s. Een bus toeristen is aangekomen die verdeeld over een reeks 4x4 auto’s het gebied in rijdt. Even later, bij het hek aan het begin van het Mursi-park, laten we de scout achter. Na een paar bochten stoppen we in de mooie natuur op een stil plekje om alles wat jeukt en kriebelt bij onszelf schoon te spoelen en schone kleren aan te trekken. Onder de douchekop wassen we onze haren.
Alleen ons hoofdkussen... Als we gaan slapen ruiken we de lucht die de nacht ervoor in het kussen is getrokken. De weeïge vettige lucht van de Mursi.