Bezoek! Marijke, de zus van Emiel is in Oman. 

 

“Vanavond slapen jullie bij ons op de boot. We liggen nog in de haven. Het stormt! De schipper vindt het onverantwoord om in deze omstandigheden uit te varen.”

“Stormt het in Muscat?” Vanuit de bus uit Dubai kijken we naar buiten en zien een strakblauwe lucht, geen zuchtje wind. “Maar als het stormt in Muscat, wil jij dan slapen op een boot die flink op en neer deinst?” Het lijf van Emiel protesteert normaal gesproken erg tegen dobberende omstandigheden. “Ach, we hebben toch pilletjes bij ons? En anders rol ik mijn matje wel uit op de kade”.

De eerste slaapplaats is geregeld. Onze eerste nacht in Oman brengen we met heftige storm door op een boot!

 

Het is al donker wanneer we Muscat, de hoofdstad van Oman bereiken. Onderweg hebben we de locatie waar we aankomen per sms aan Marijke doorgegeven. Eén van de chauffeurs die de groep van Marijke begeleidt heeft vriendelijk aangeboden om ons op te halen bij het busstation.

Even later blijkt dat de locatie die we doorgaven niet correct is. Het lukt ons niet meer om Marijke te bereiken, het netwerk is weggevallen. “De storm zal wel de oorzaak zijn” concluderen we en wachten geduldig af tot we weer verbinding kunnen maken.

Op de plek waar de bus ons achterlaat lukt het nog steeds niet om Marijke te bereiken. We merken nog niets van de barre omstandigheden. Terwijl we onze rugzakken neerzetten om onszelf in de wachtstand te parkeren zien we een 4x4 auto de straat inrijden. In een flits herkennen we Marijke en hollen achter de auto aan. We vallen elkaar in de armen en genieten van een warm weerzien.

Voor Marijke is het vanzelfsprekend om ons hier aan te treffen: “De chauffeur dacht dat jullie hier zouden zijn,  oh zijn we nu op een andere plek dan jullie doorgaven?”

Marijke kent Muscat inmiddels best aardig en leidt ons –op weg naar de haven- rond als een volleerd reisleidster. Alles wat we zien is mooi verzorgd. Schone straten, mooie gebouwen, goed geklede mensen. Opvallend zijn de plantsoenen. De grote snelwegen zijn kilometers lang aangekleed met perfect verzorgde groenstroken die in ingewikkelde patronen zijn aangelegd en veel onderhoud vergen. Het gras ligt erbij alsof het dagelijks met een schaartje wordt geknipt.

 

Het ongemakkelijke gevoel dat we na alle armoede die we in Afrika zagen in het steenrijke Emiraat Dubai voelden, kunnen we hier in Oman eindelijk loslaten. Het voelt goed om weer even in een wereld te zijn waar mensen het goed hebben. Het voelt goed om even niet naar vervallen schatten uit vervlogen tijden te kijken, maar te reizen in een land dat nu op zijn (of één van zijn) hoogtepunt(en) verkeert.

We zijn in een land waar de overheid over voldoende geld beschikt om goede basiszaken te regelen, en dat ook doet.  Zaken zoals goede gezondheidszorg, goede opleidingen, goede wegen, schoon drinkwater dat met ‘schoonwatertrucks’ in de verste uithoeken gratis geleverd wordt.

 

Als we in de haven aankomen zien we de boot bewegingsloos aan de kade liggen. Strakke waterspiegel, geen zuchtje wind. 

Marijke reageert verbolgen: “Zo is het al de hele dag! Windstil, niets geen golven. Maar de kapitein wil niet uitvaren. Hij is ontevreden met zijn anker en wil dat voor hem een groter anker wordt geregeld.” Daarmee ziet de groep een mooie tocht langs de grillige kustlijn van Oman aan hun neus voorbij gaan.

Voor ons heeft het gedrag van de nukkige schipper het voordeel dat onze gezamenlijke reis nu al, hier op de boot die de wandelgroep heeft afgehuurd, begint.  

 

 

De volgende dag is de schipper met veel moeite te bewegen tot een klein tochtje. Na een paar minuten volgt opnieuw een pesterijtje. In de eerste de beste baai die we tegenkomen gooit hij het anker uit op de meest ongunstige plek. Net te ver om gemoedelijk naar de rotsen te zwemmen waar je mooi kunt snorkelen, net te ver om naar het strand te zwemmen. Dobberend brengen we een aantal uren al kletsend door.

 

Die middag heeft de groep een eigen activiteit ter afsluiting van de wandelvakantie. 

Om de veronderstelde verveling te voorkomen stopt Marijke ons een berg tips toe: “Ga naar de bazaar, die is echt heel erg leuk om doorheen te lopen, ook de nieuwe moskee is erg de moeite waard. En als je lekker wilt eten dan moet je maar naar die-en-die Indiër gaan, en vergeet het paleis van de Sultan Qaboos niet.”

Ons plan gaat niet verder dan ons verplaatsen naar het hotel. We willen ons douchen, misschien even wandelen door Muscat, maar waarschijnlijk zelfs dat niet. Ons tempo is nog niet aangepast aan het snelle tempo dat voor Marijke (net fris uit snel en druk Nederland) gewoon is.

De volgende ochtend krijgt Marijke door dat het hoge tempo dat zij van ons gewend is niet het tempo is waarin wij tijdens onze reis leven. Ze vindt het eigenlijk wel best. Ze heeft een intensieve tijd achter de rug en verlangt wel naar een rustige week.  Polepole , rustig aan, zoals de Afrikanen zeggen. No hurry in Africa, niets overhaast en vooral genieten van iets dat in Afrika overvloedig aanwezig is: tijd!

 

Die dag willen we de gloednieuwe Qaboos-moskee bezoeken. Marijke had de moskee eerder tijdens haar reis bezocht en was –in tegenstelling tot de negatieve reacties die zij in Nederland had gelezen- erg onder de indruk van het bouwwerk.

Tijdens ons ontbijt aan de haven van Muscat zien we dat die nacht een cruiseschip, een varende stad is aangemeerd. “Die zien we straks allemaal in de moskee!” We overdrijven de drukte die zo’n schip veroorzaakt in de stad en hebben de grootste schik over onze zelfbedachte onzin.

 

Niet veel later komen we aan in de grote Moskee. Tot onze ontstellende verbazing zien we dat de zelfbedachte onzin werkelijkheid is geworden. Voor de moskee staat een lange rij bussen opgesteld en zo belanden we in een oneindig grote mensenmassa. 

 

 

Saskia wordt bij de ingang geweigerd. Ze is niet decent genoeg gekleed. Haar hoofd en bovenlijf heeft ze bedekt met een sarong en haar blote voeten zijn voor het eerst sinds lange tijd in sokken verstopt. Eigenlijk is er geen lichaamsdeel zichtbaar, maar de controlerende vrouw is onverbiddelijk: onder de sarong heeft ze een blouse met korte mouwen aan. En ook al zijn de armen niet zichtbaar vanwege de sarong, tóch moet een vrouw lange mouwen dragen.

“Kom mee”, fluistert Marijke, “Ik ken een truc”. Uit haar tas tovert ze een sjaaltje die ze onder de sarong over de schouders tot aan de polsen slaat. “Hou met je vingers de sjaal strak en gesloten, dan lijkt het net alsof je lange mouwen draagt”. Opnieuw volgt een strenge controle. Ditmaal door een vrouw én een man. De outfit wordt door beiden gekeurd en goed bevonden, we mogen naar binnen!

 

In de moskee laten we het cruiseschip geduldig voorbij lopen. Op een rustig plekje proberen we het bouwwerk in ons op te nemen en voelen verbazing en verwondering opkomen. In tijden waar in onze wereld kerken nieuwe bestemmingen krijgen is er in dit land plaats voor een gloednieuwe, immens grote, perfect afgewerkte en vreselijk kostbare moskee. We denken diep na waar op dit moment nog imponerende kathedralen gebouwd worden en komen eigenlijk niet verder dan de La Sagadra Familia in Barcelona. Een kathedraal die waarschijnlijk eerder wordt afgebouwd uit respect voor Gaudi, de ontwerper dan uit religieuze overwegingen.

De bouw van de moskee nam ongeveer 6,5 jaar in beslag. Er is ca. 300.000 ton Indisch zandsteen gebruikt. De hoofdminarest is 90 meter hoog, de andere 4 komen tot een hoogte van 45,5 meter. In de moskee is plaats voor 7.250 gelovigen (mannen en vrouwen). Totaal kunnen er 20.000 mensen in en om de maskee terecht.

 

Op niets lijkt in dit bouwwerk bezuinigd te zijn. Het grote gebouw is perfect afgewerkt met ontstellend luxe materialen. De grote kroonluchter die centraal in de gebedsruimte hangt is gemaakt door Swarovski, het tapijt (1.700.000 knopen, 21.000 kilo) is natuurlijk handgeknoopt in Iran. In afwijking tot de meeste andere moskeen is dit tapijt niet ingedeeld in kleine hoekige vakken, waarmee de bidplekken zijn afgebakend, maar in een ontwerp met vloeiende vormen. De ruimte is strak en rustig. Overdadige tierlantijntjes waarmee de Oosterse wereld gevuld lijkt zijn weggelaten. Het aantal kleuren is beperkt en alleen de immens grote Swarovski-lamp blinkt en schittert.

 

“Mevrouw-MEVROUW” we hebben zojuist de moskee verlaten en kijken om ons heen om te zien waar het geluid vandaan komt. De bewaker die ons net daarvoor uitlegde hoe we met het openbaar vervoer terug kunnen reizen naar het centrum gebaart druk naar zijn hoofd: “De vermomming! De vermomming mag je hier afdoen!”

We kijken naar onszelf en barsten in lachen uit. We staan op straat en zijn nog steeds verpakt in sarong, hoofddoek en enkelbedekkende sokken.

 

 

Die middag sluiten we ons op in onze hotelkamer. Marijke heeft 10 kilo aan bestellingen (thanks f&m), kadootjes en brieven meegesleept vanuit Nederland . In het bijzijn van Marijke pakken we alles uit. Bij elk pakje of brief heeft Marijke een verhaal.    

Opnieuw zijn we even thuis.

 

Wadi Bani Awf

In een huurauto verlaten we Muscat. Marijke en Emiel hebben een mooie tocht door Oman uitgestippeld waarin alles samenkomt wat we graag in Oman willen doen: We rijden door spectaculaire wadi’s, canyons, bezoeken in een oase de oude oasestad Nizwa), trekken de woestijn met de Wahiba Sands in en mogen ook nog even naar de kust om onze voeten te koelen in de oceaan.

 

Een groot deel van Oman is gevuld met rotsgebergten die doorkliefd zijn met wadi’s.  

Wadi’s (droge rivieren) zijn een soort vallei, al kun je het hier eigenlijk niet met een vallei vergelijken, maar eerder met een geul of goot die de rots in tweeën spitst en die breed genoeg is om doorheen te rijden. Een paradijselijke goot met kabbelende watertjes en palmbomen. Watertjes die tijdens regenval veranderen in een levensgevaarlijke woeste stroom. Maar nu is het redelijk droog, het zonnetje schijnt en wij treffen de wadi lieflijk, mooi groen en onbedreigend aan. 

Naast deze ‘goot’ stapelt het rotsgebergte stijl omhoog tot hoogtes van zo’n 3000 meter. Kale rotsen die in fraaie zandkleuren oplichten door het heldere zonlicht.

In de wadi is het goed te zien dat het water er zo nu en dan met groot geweld doorheen raast. Veel palmbomen die de kracht hebben om de stroom te doorstaan zijn omarmd door restmateriaal, takken, struiken die als een wal om de boomstronken liggen.  

De plekken waar de wadi breed uitwaaiert zijn op de hoger gelegen randen bewoond. Dorpen met eenvoudige huisjes, groentetuintjes, palmbomen en een paar 4x4 pick-up trucks, die als opvolger van het ezeltje en kameel noest werk in dit ruige terrein verrichten. Rustig sjokken ze voort met grote hoeveelheden water en goederen die nodig zijn om te overleven in dit afgelegen gebied.  

 

 

 

Het schemert als we de wadi inrijden. Onderweg sprokkelen we hout voor ons kampvuur en vinden in een ruime bocht een geschikte slaapplaats. We plakken de auto tegen de rotswand aan, zetten de tent op voor Marijke en maken de plek naast de tent egaal om onze matjes op uit te rollen.

Die avond kookt Marijke. Met een wonderlijke combinatie van blikjes en verse groenten lukt het haar om een heerlijk wadi-maaltje voor te zetten. Tijdens het eten kabbelt het gesprek voort en turen we naar de duizenden sterren die de gitzwarte hemel oplichten.

“Is er nog plaats bij jullie?” horen we Marijke vragen als we onze slaapplaats in orde maken. Ze heeft er geen pest zin in om zichzelf op te sluiten in het tentje. De hele vakantie had ze zich er op verheugd om onder de sterren te slapen, maar  telkens was er een reden waarom het niet doorging, zoals steenkoude nachten of giftige spinnen. Nu zijn we allen onwetend over de gevaren en vinden we dat het best kan.

De volgende ochtend ontbijten we in het zachte zonlicht en doen we de afwas in een stromend watertje. Watertjes die we later met de auto regelmatig zullen doorkruisen.

 

We rijden rustig door de prachtige wadi. We stoppen voor een zelfgezet kopje thee onder een palmboom, voor een korte wandeling door de rotsen en zoeken de verkoeling in de natuurlijke waterbekkens, waarin we pootjebaden of waar we –in ons bijna nakie- in plonsen zodra we ons alleen wanen.

Het laatste deel van deze wadi is spectaculair, met stijgingen en afdalingen die zo steil zijn dat je er alleen met een 4x4 auto door mag rijden.

Het woord ‘paradijs’ valt herhaald.  

 

 

Op weg naar Sharqiya Woestijn

Na een traag ontbijtje, waarbij de tijd lang uitrekt door de vele verhalen vertrekken we richting Al-Mintirib.

Onderweg stoppen we nog in Ibra om inkopen te doen, maar belangrijker: we bezoeken de wekelijkse vrouwenmarkt. Verkoper of klant, er is één grote overeenkomst: iedereen is vrouw!

Door het vele geklets zijn we aan de late kant (of waren we toch op een verkeerde dag?) en is de markt bijna verlaten. Toch vinden Marijke en Saskia er het eerste kledingstuk voor Iran: de hoofddoek. De vrouwen doen erg hun best om uit te leggen hoe je zoiets draagt. “Gewoon zo, zo en zo”! In een paar tellen ligt het doekje in een ingewikkelde knoop op het hoofd. Op Marijkes hoofd (ze is een paar jaar ouder) wordt het ‘oudevrouwenmodel’ (AUW!) uitgelegd en op Saskia’s hoofd het ‘ongetrouwdemeisjesmodel’. (GEWELDIG!) Beide modellen oefenen we een paar keer, maar maken straks in Iran geen kans: veel te ingewikkeld!

Emiel, die de markt niet mee op mag, vindt in de tussentijd een supermarkt en trakteert zichzelf op yoghurt en ijs.

 

Het voelt een beetje vreemd om een paar uur later de woestijn in te rijden. Dit is de eerste keer zonder Buca. Onze vertrouwde spullen, essentieel voor het “zo kunnen we ons altijd redden” gevoel (zandplaten, compressor, koud colaatje) hebben we niet bij ons en vragen ons een beetje af wat we er kunnen doen. Het is ook voor het eerst dat we door een woestijn rijden met een strakke structuur. De hoge rijen zandduinen liggen parallel naast elkaar in lange rechte lijnen. Niemand snapt waarom deze woestijn in de rechte lijnen is ingedeeld. En toch ‘wandelen’ ook deze duinenrijen zo’n 10 meter per jaar.

Tussen de rijen duinen ligt een woestijnweg die vanuit het binnenland tot aan een zuidelijk punt aan de kust reikt. Wanneer we de woestijn inrijden zien we voor ons een eindeloos lang zandpad. Links en rechts naast ons zien we zandduinen die in verdiepingen tot hoogtes van 40 meter op elkaar gestapeld zijn. Zo hebben we de zandduinen nog niet eerder gezien. In andere woestijnen zagen we zandduinen die als golven in de woestijn liggen. In een schuine helling lopen die duinen op tot het hoogste punt, waarna ze om lijken te slaan en stijl omlaag vallen. 

 

Na een paar kilometer wordt de weg te eentonig en proberen we een duin op te rijden.

Bij de eerste de beste poging staan we halverwege duin 1 en 2 vast. We hadden niet ingeschat dat de duin na de eerste laag geleidelijk door zou stijgen. De wielen spinnen en de banden ploegen in het zand omlaag. Het restje brandhout wordt onze redding. We laten de banden een stuk leeglopen en leggen het hout ervoor. Het is net genoeg om de auto uit de benarde positie te krijgen. Langzaam trekt de auto uit het zand en kunnen we weer verder.

 

Niet lang daarna vinden we een prima plekje om te stoppen voor die dag. Het duurt nog uren voordat het donker is, maar we zijn er weer aan toe om verder te kletsen en daar komen we met al dat geploeter en spelen in het zand amper aan toe.

 

Vlak voordat de zon ondergaat begint het hard te waaien. Zo hard dat het zand woest om onze oren vliegt en we voor onze slaapplaats onder de sterrenhemel vrezen. Marijke -zij was hier tijdens haar reis al eerder- stelt ons gerust en zegt met een vanzelfsprekende overtuiging dat de wind weer gaat liggen na de zonsondergang. Een voorspelling die voor deze ene keer dus niet uitkomt. We kijken naar onze spullen en stellen treurig vast dat we eigenlijk niets bij ons hebben om ons te weren tegen deze ‘zandstorm’. Onze tent is een prima slaapplaats voor twee personen, maar biedt door de twee kapotte ritsen geen bescherming tegen het rondvliegende zand.  Ook hebben we geen plek om lekker te koken. Emiel en Marijke sjorren wat aan de bagage en weten zowaar een slaapplaats voor 3 personen in de auto te maken. Vroeg in de ochtend horen we Marijke lachen: “Wat een nacht!” Daarna slapen we nog even voordat we opnieuw aan een traag ontbijt beginnen.

 

Langzaam maken we ons los van het zand. Ongemerkt zijn we de dag ervoor tot grote hoogte gestegen en maken we nu een paar flinke afdalingen door een onbekend terrein. We kiezen er natuurlijk niet voor om dezelfde weg terug te rijden en maken nu een paar spannende momenten door.

Doordat de afdalingen stijl zijn en het overzicht ontbreekt hoe de tocht naar beneden verder verloopt maken we per afdaling nieuwe afwegingen zonder te weten of we ons in het uiterste puntje alsnog vast rijden.

“Hij neemt wel risico’s!” Marijke spreekt haar zorgen uit. Ditmaal kan Saskia geen relativerend antwoord geven en beaamt het: “Ik vind het ook reuzespannend!”

 

De spanning zijn we snel vergeten als we even later in één van de paradijselijke wadi-wateren baden. We zijn in Wadi Bani Khalid

 

 

Het water dat uit een bronnaar beneden klettert wordt door een wonderschone rotspartij naar natuurlijke bekkens geleid. Vanuit de laagst gelegene klauteren we omhoog naar het volgende bekken. Via mooie, bijna marmerachtige rotsdoorgangen bereiken we zwemmend de waterval, waarna we opnieuw een nóg hoger gelegen bekken bereiken. 

Voordat we in het water springen kleden we ons niet om. Op een bord vraagt de Omaanse regering uiterst vriendelijk om rekening te houden met het gegeven dat Oman een conservatief land is.. In tegenstelling tot de borden die we her en der in Dubai zagen, waarin een rood kruis staat door korte broeken en blote schouders, laat de overheid van Oman haar bezoekers er vrij in om zelf in te vullen wat ze met ‘conservatief’ en ‘rekening houden met’ bedoelen.

In een driekwart broek en t-shirt springen we in de waterbekkens. De eerste zwemslagen zijn onwennig, daarna voelt het vanzelfsprekend om gekleed te baden.

 

Aan één van de bekkens is een klein terras gebouwd. Marijke bestelt aan de bar iets voor ons te drinken en komt ontzet terug.

“Weet je hoe een Omani hier in zijn eigen land een drankje besteld?” vraagt ze opgewonden

“Dat kan toch niet zo moeilijk zijn?” reageren we nuchter.

“Niet!” roept ze uit zonder haar verbazing te verbergen. “Zij kunnen niets bestellen! Wij kunnen ons redden in de Engelse taal, de mensen uit India ook, maar hier in Oman wonen ook Omani’s die geen Engels spreken. Die kunnen in hun eigen land dus niet eens iets te eten of drinken bestellen omdat al het personeel -voor wie de Engelse taal (of Indiaas) de geaccepteerde voertaal is- geen Arabisch spreekt. Dat is in Nederland toch onvoorstelbaar?” 

 

Het einde nadert, terug naar Muscat

“Is het goed dat we vanavond hier slapen?” Na het baden zijn we in een nabij gelegen restaurant neergestreken. 

Het dichtstbijzijnde hotel ligt 80 kilometer verderop. Geen van ons heeft er zin in om op dit late tijdstip nog aan de tocht over slingerende weggetjes door het bergachtige landschap te beginnen. We zitten op een overdekt terras met een fantastisch uitzicht dat door zijn afgelegen ligging beslist rustig is ’s nachts.

Tijdens het eten fantaseren we al over dit mooie terras als slaapplaats en verzamelen de moed om aan de ober toestemming te vragen.

De ober vindt het niet goed. Hij mompelt iets onverstaanbaars over ‘verantwoordelijkheid’ en wijst ons een plek waar we die nacht –met tent- wel kunnen slapen.

De plek die hij aanwijst is niet overdekt en is bovendien veel minder schoon. Uit beleefdheid maken we nog een ronde om een geschikte plek te vinden, maar strijken uiteindelijk -na het sluiten van het restaurant, voordeel van enigste gast zijn- toch maar neer op een onopvallend hoekje op het terras.

De nacht is bewogen. Zeker als opeens de lichten op het terras aangaan omdat de schoonmakers (ook Pakistani) binnen aan het werk gaan.

Via een bloedstollend mooi bergpad rijden we richting kust. Oman beschikt over de volle lengte van het land over een kustlijn die op een aantal plekken veel weg heeft van de grillige Noorse fjordenkust. Op weg naar Muscat vinden we een mooi plekje aan de white beach. We zijn alleen en baden op z’n westers. Op een klein stukje van ons vandaan steekt een schildpad nieuwsgierig zijn kopje boven water steken om lucht te happen ….

 

Op weg naar Schiphol/Dubai

Zwaar bepakt staat Marijke op het vliegveld in Muscat. Ditmaal is ze geen grammetje lichter bepakt dan op de heenweg.

De 10 kilo aan bestellingen en kadootjes die ze op de heenweg meezeulde zijn op de terugweg ingenomen door souvenirs, boeken, onze digitale fotoback-up’s en –voor onze reis- overbodige spullen.

Op het vliegveld is het afscheid hartelijk. We vergeten even onze omgeving, waarin vrouwen en mannen elkaar in het openbaar niet aanraken en omhelzen elkaar. De Islamitische geklede (volledige abaya) die op de bank achter ons zitten steken hun duim naar ons op.

“Bel je m’n ouders om ze te vertellen dat het goed met ons gaat?” vraagt Saskia vlak voordat Marijke definitief door de schuifdeuren vertrekt. “Doe ik” roept ze en met een zwaar overdreven dramatisch gebaar, dat wederom de aandacht van al onze omstanders trekt, verlaat ze Oman.

Op Schiphol wachten Johan en Caroline (broer en schoonzus) haar op. Ze zijn zo benieuwd naar de reisverhalen van Marijke en ze zijn zo benieuwd hoe het met ons gaat.

Op hetzelfde moment zitten wij in de bus terug naar Dubai. Het containerschip is aangemeerd. Nog één nachtje slapen. Dan worden we verwacht in de haven van Dubai om Buca te verlossen van haar stalen kooi.

Lees het hele verhaal: verschepen van Buca

 

Terug