Samarkand
“Ik droomde als kind al van deze stad. Ik had plaatjes gezien van de madrassa’s en vond het zo mooi. Toen wist ik het al zeker dat ik ooit in mijn leven hier zou zijn. Vanmiddag stond ik op de markt, ik had kersen –mijn lievelingsfruit- in mijn hand en stond naast mijn echtgenoot. De tranen stroomden over mijn wangen, zo gelukkig was ik dat ik nu eindelijk in Samarkand ben.”
De Française, die samen met haar man door Centraal Azië fietst, krijgt opnieuw tranen in haar ogen als ze vertelt wat haar bezoek aan Samarkand voor haar betekent.
“Wat jammer dat jullie er nu pas zijn” reageert de zoon van de eigenaar van het guesthouse. Het is niet verwonderlijk dat we er lang over gedaan hebben, want zijn plek ligt pal achter de oude Registan, aan de rand van het middeleeuws centrum. Vanuit de nieuwe Sovjetstad naderden we ons GPS punt snel. De laatste meters duren lang en lijken onoverbrugbaar. We rijden kriskras door de nauwe straatjes die amper breed genoeg zijn voor Buca. De bewoners kijken ons uitdrukkingsloos aan. Als we ze de weg vragen is de reactie vanzelfsprekend en lijken we helemaal niet zo van de route af te wijken. Maar als we na de zoveelste keer opnieuw voor een muur, een hek of een ander doodlopend stukje straat staan voelen we de wanhoop toeslaan. “Emiel, je kunt hier echt niet over dat net aangelegde gras rijden om via de wandelpromenade verder te gaan.” Terwijl we ons eens achter de oren krabben hoe we nu verder moeten tikt een man tegen ons raam. Het is de eigenaar van het guesthouse waar we naar op zoek waren. Per toeval staat Buca pal voor zijn deur.
“Vanmiddag stond de binnentuin helemaal vol met fietsen. Er waren ook Nederlanders bij. Een paar uur geleden zijn ze vertrokken.”
We lopen door de binnentuin van het guesthouse en zien nog steeds veel fietsen. Veel reizigers hebben het plan om de grens met Tadjikistan, op slechts een paar kilometer van Samarkand verwijderd, over te steken om daar de zijderoute naar China te volgen. “Dus dit zijn weinig fietsen?” Zoekend kijkt hij om zich heen. Voor hem is het normaal dat de binnentuin vol staat met fietsen.
We willen de auto op de plek voor het guesthouse zetten, maar hij wil het beslist niet. “Het politiebureau is hier in de buurt, ze vallen ons zo vaak lastig, en ze stellen zoveel vragen aan ons. Ik heb liever niet dat ze jullie auto zien, daar krijgen we problemen van.” Ondanks ons aandringen om de auto op een andere plek in de buurt te zetten houdt hij vol. De auto moet naar binnen.
Volstrekt vanzelfsprekend breekt hij de receptie, die hij achter de grote toegangspoort heeft gemaakt, af. Het bureau dat er ter ontvangst staat wordt verhuisd, planten worden opzij geschoven. “Maar hoe komen jouw gasten dan nog binnen?” “Die kunnen ook op een andere manier naar de binnentuin. Alsjeblieft, rijd nu de auto naar binnen.”
Dat hij voorzichtig is verbaast ons niet. Het aantal guesthouses dat buitenlanders mag ontvangen is beperkt. De eigenaar moet een speciale vergunning hebben, die lastig te verkrijgen is, maar ook zomaar weer ingetrokken kan worden. De overheid controleert en bepaalt.
De binnentuin is voor ons een heerlijke ontmoetingsplaats. Het is een budgetplek, dus treffen we hier veel backpackers en lange afstandsreizigers. Niemand reist in een groep of is gebonden aan een vastgesteld programma. De sfeer is relaxed, aan een lange tafel wordt door vreemden samen gegeten.
Na Khiva en Bukhara zijn wij niet meer zo geïnteresseerd om de mausolea en madrassa’s uitvoerig te bekijken Verzadigd, of komt het dat hier een oude en een nieuwe Sovjetstad tegen elkaar aan ligt. Omdat de twee centra van Samarkand een relatief groot gebied bestrijkt, halen we onze fietsen weer eens uit de auto en maken we lange tochten. Vanuit ons guesthouse kijken we bijna uit op de Registan met de beroemde madrassa, het belangrijkste plein in Samarkand. We fietsen langs het mausoleum van Timor en van zijn liefje Bibi.
Door de bijna westerse uitstraling van de nieuwe stad vergissen we ons en zoeken iets wat in onze eigen wereld zo gewoon is. We zoeken een gezellig terras. Is er niet. Dan maar een gezellig café. Is er ook niet. Uiteindelijk belanden we in een traditioneel Oezbeeks restaurant. We zitten in kleermakerszit op de kussens waarmee het houten plateau bedekt is. Op dat plateau staat een lage
tafel waar de goed gevulde Oezbeekse soep op geserveerd wordt. De nationale kost in Oezbekistan is Plov. Het klinkt zoals het valt. Plov is een gerecht dat bestaat uit in schaapsvet doordrenkte rijst met stukjes schapenvlees en een flintertje groente. Een bord vol ziet er best aantrekkelijk uit. Na twee happen (plovt in je buik) is het hongergevoel verdwenen en wordt het eten ervan een niet te onderschatten operatie. Voor ons althans. Een echte Oezbeek draait er zijn hand niet voor om, om dit gerecht als ontbijt te eten.
Tijdens onze fietstochten maken we ook alvast een verkennend rondje langs een paar tankstations. Binnen twee dagen hebben we een man ontmoet die ons een aantal liter diesel belooft. En als hij het niet heeft, kunnen we bij zijn buurman aankloppen. Daar staan grote vrachtwagens, waarvan enkele niet op gas rijden. De chauffeurs daarvan zijn best bereid om de diesel in de tanks van hun vrachtwagens tegen een zwarte marktprijs aan ons door te verkopen. En als dat niet lukt, gooien we onze tanks vol met zonnebloem olie. Dat vinden we volop in de supermarkt.
Een uitje naar Shakhrisabz
In ons oorspronkelijke plan wilden we naar Termiz rijden. Een standvastig religieus bolwerk waar de atheïstische Sovjet Unie maar geen vat op kreeg. "Geloof is opium voor het volk", regeerde de leiders. Voor de bewoners in Termiz was het geloof een levensader, en dát gaven ze in deze uithoek niet zomaar op.
Termiz is ook de grensplaats met Afghanistan. In 1979 reden de Russische tanks vanuit deze stad Afghanistan binnen. De afstand tot Termiz is groot, we zullen opnieuw voor een dieselprobleem komen te staan en nog steeds is gebied zo nu en dan onrustig. We zien er van af en maken een minder lange toch naar Shakhrisabz, de plek waar de grote leider Timor zijn kasteel bouwde.
Het is er rustig, we zijn de enige bezoekers. Verrassend, want de stad is mooi en puur. De paleizen, moskeeën, minaretten, madrassa’s en karavaanserai’s zijn minder uitvoerig gerestaureerd (lees: niet vrijwel opnieuw gebouwd).
Op weg naar Tashkent
Vlak voordat we vanuit Samarkand vertrekken komt OV reiziger Omar naar ons toe. Hij wil weten of ons aanbod nog steeds geldt. Natuurlijk kan hij meerijden naar Tashkent.
Politie! We zijn zo afgeleid door ons geklets dat we een verboden snelweg oprijden. Een subtiel geplaatst verbodsbord zien we over het hoofd. Emiel moet bij de agent in de auto stappen en meerijden naar het bord. Een lang gesprek volgt. We hebben geluk dat de agent een paar woorden Engels spreekt, een taal die vrijwel geen Oezbeek beheerst. ”In Nederland sluiten ze de weg heel anders af” “Maar de bank is toch al gesloten, dus ik kan niet betalen” zijn niet de argumenten die de agent overtuigen. De agent doet een tegenvoorstel: hij wil een kado voor hem en voor zijn collega.
Emiel neemt de woorden van de agent letterlijk op en schuift ze alvst een paar ansichtkaarten toe waarop Nederlandse koeien en de Sint Jan in ’s Hertogenbosch op staan. Het type kaart die, als je ze vanuit een andere hoek bekijkt een ander plaatje laten zien. Terwijl Emiel nog naarstig op zoek is naar een serieuzer kado zijn de agenten al zo overrompeld door de kaarten dat de dankbaarheid van ze afstraalt. We mogen doorrijden.
Niet lang daarna worden we opnieuw aangehouden door de politie. Ditmaal zijn we er zeker van dat we geen fout hebben gemaakt. Agenten tonen een snelheidsmeter, waarop de door ons gereden snelheid staat en beweren dat het op de weg waarover we rijden niet toegestaan is om zo hard te rijden. Ze nemen Emiel’s rijbewijs in en hij moet met ze mee. “Ze willen geld!” Emiel schiet in de lach als hij vertelt waar de agenten hun geïnde geld bewaren. “Er staat gewoon een grote emmer in de achterbak van hun auto. Iedereen die aangehouden wordt gooit er een handvol briefjes in, het emmertje is al bijna vol!” Vooruit, dan gooien wij er ook een briefje in. Omar heeft er zichtbaar schik in en trekt zijn portemonnee. “Ik doe mee!” roept hij. “Dit wordt mijn eerste omkoopschandaal in Centraal Azië.” Ieder een dollar, toch al gauw 6000 Sum. Even later komt Emiel terug. “Nou snap ik er niks meer van, ze willen ons geld niet, we mogen doorrijden.”
Tashkent
Het eerste wat we doen als we in het guesthouse in de hoofdstad aankomen is onze luistersprieten uitsteken. Iedereen die hier zit, heeft slechts één doel: het bemachtigen van visa. Zodra dat doel bereikt is vliegen ze weer uit, naar Kyrgizië, Tadjikistan, Kazachstan en zelfs naar Afganistan (daar staat trouwens geen rij voor het visumaanvraagloket. We willen weten hoe het er aan toegaat op de ambassade van Rusland en op de ambassade van Kazachstan. “Maak je borst maar nat. Als je de Kazachstaanse ambassade binnen wilt moet je al om 4 uur ’s ochtends in de rij gaan staan. Dan circuleert een lijst waar je jouw naam op zet en in die volgorde mag je naar binnen. Kom je te laat, dan is de lijst al vol, of sta je zo laag op de lijst dat de deur keihard voor jouw neus wordt dichtgegooid. En de Russische ambassade is nog veel erger. Daar staan mensen te huilen omdat ze al dagen staan te wachten om binnen te mogen. Ze worden gewoon geweigerd!”
Wij hebben een afspraak met Alex, een man van wie we niet meer weten dan zijn naam en telefoonnummer. Het bureau dat voor ons de uitnodigingsbrief regelt voor Rusland heeft onze brief bij hem bezorgd en hem ontmoeten we ‘ergens’ in Tashkent.
Het ‘ergens’ is een kruising bij metro-station Oybek. Even later staat een vreemde man voor ons die zich voorstelt als Alex. Hij overhandigt ons de uitnodigingsbrief en lost vervolgens weer op in de mensenmassa. “En hoe doen we de ambassades?” vragen we nog. “Rusland kom je niet meer in vandaag, maar Kazachstan, just act like a stupid tourist”
Het is rond half 11 als we er aankomen. Kansloos, weten we, als we de massa wachtende Oezbeken zien voor het hek van de ambassade. Door de nieuw opgeworpen landsgrenzen in Centraal Azië kan geen enkele Oezbeek meer vrij reizen tussen de landen die ind e Sovjet periode één geheel waren. Een paspoort is niet voldoende om de grens met een buurland over te steken. Elk land kent zijn eigen visumprocedures.
De agent die we aanschieten maakt een geruststellend knikje en laat ons –tegen alle verwachtingen in- voor de massa uit een paar minuten voor sluitingstijd binnen.
De volgende dag mogen we ’s middags het visum ophalen. Opnieuw is het er onwerkelijk druk. We hebben er niet op gerekend dat het zo druk zou zijn en hebben -zonder na te denken- een kaartje voor de opera gekocht. We twijfelen of we in de rij gaan staan om te proberen het visum vandaag op te halen of dat we toch voor de opera kiezen. Emiel stapt op de agent af om zijn dilemma voor te leggen. De agent knikt geruststellend en laat ons –tegen alle verwachtingen in- opnieuw voor de massa uit naar binnen gaan. We hebben om meer redenen geluk: een dag later sluit de ambassade. Het personeel vliegt in allerijl naar Kyrgizië omdat hun ambassade in Bishkek overstroomt met mensen die vanwege de onrusten het land massaal willen verlaten.
In de tijd die we als wachttijd bestempelen wandelen we door de stad. Opeens ervaren we het grote voordeel dat de Oezbeken er massaal voor kiezen om op aardgas rijden. Grote stromen verkeer trekken dagelijks door de stad zonder bedwelmende en meurende uitlaatgassen achter te laten. De stad is in elk opzicht brandschoon. De sfeer in de stad is echter ernstig en nauwelijks sfeervol. Eén van de weinige plekken waar we de Oezbeken uit hun ernstige plooi zien schieten is bij de grote vijver. Om af te koelen lopen mannen en vrouwen met blote voeten door het water. In het diepere deel zwemmen kinderen, dagen jongens en meisjes elkaar uit. Het is er aangenaam vrolijk. Een andere plek is het terras in het centrum van de stad, waar we met onze reisvrienden een gezellige avond doorbrengen na een geslaagde opera-uitvoering. Omdat het in Tashkent maar 1,5 dollar per uitvoering kost, bezoeken we bijna dagelijks de schouwburg. Na één van de uitvoeringen trekken we met onze nieuwe reisvrienden het centrum in. Eén van de vrienden haalt een fles wodka tevoorschijn. "Na zdorovje!" Proost! Dit gebaar wordt onmiddellijk gespot door de Russen die op hetzelfde terras een leuke tijd doorbrengen. Van het één komt het ander, voordat we er erg in hebben legen we de ene na de andere wodka-fles. Vlak voordat we ons guesthouse bereiken raakt één van onze vrienden bevangen door de alcohol. In een grote golf gooit hij de drank uit zijn lijf. Dit herhaalt zich nog een paar keer. We letten even niet op als hij op de grond gaat zitten en -geheel aangepast aan de lokale gewoontes- in een diepe slaap valt.
Het gevolg van ons nachtelijke dwalen wordt ons de volgende dag duidelijk als we ons moeten melden bij de Russische ambassade.
De wodka vloeit nog door onze aderen als we ons melden bij de weerbarstige portier van de ambassade. De man blaft ons toe dat we op de wachtbankjes, ver van de deur verwijderd, moeten plaatsnemen. Zijn geblaf dringt amper tot onze met wodka gevulde oren door en blijven duf voor de deur wachten. Heerlijk in de zon, bij inmiddels al zo’n 30 graden. Het werkt! Tot onze ontstellende verbazing wordt een paar uur later het dubbel entree visum voor Rusland in ons paspoort geplakt.
De Ferganavalei
“Heb je het al gehoord?” Omar zinspeelt op iets dat we zouden kunnen weten. “Geen idee waar je het over hebt Omar, wat moet ik gehoord hebben?” “De grens met Kyrgizië is dicht.”
Even blijft het stil. “Omar, je wilt nu zeggen dat we Kyrgizië niet meer in kunnen?”
Terwijl Saskia de vraag stelt dringen de woorden van Omar tot haar door.
Kyrgizië gaat niet door.
“De twee Zwitsers zijn nu waarschijnlijk in Osh”. We schrikken er allebei van als we er aan denken dat een aantal gezamenlijke bekenden nu net aangekomen zijn in de stad Osh, de brandhaard in Kyrgizië.
De dagen daarvoor zijn we er erg druk mee geweest om in te schatten hoe het nou werkelijk gesteld is met de veiligheid in Kyrgizië.
We hebben ons op verzoek van de Nederlandse ambassade in Kyrgizië gemeld bij de ambassade en doorgegeven wat onze mogelijke plannen in dat land zijn. De Nederlandse ambassade reageerde met de officiële standaard tekst dat ze onze veiligheid niet kunnen garanderen. Wie wel reageerde op onze mail was de Nederlandse consul in Oezbekistan. Hij voorzag ons van informatie en gaf ons aanwijzingen en adviezen. Volgens hem zou Kyrgizië nog wel te bereiken zijn via Kazachstan. Omdat we dan in het hectische Bishkek opnieuw afhankelijk zijn van de medewerking van de Kazachstaanse ambassade lijkt ons dat niet zo’n goed idee. In tegenstelling tot zijn verwachting reageren volgens hem de mensen in de Ferganavallei nog steeds rustig. Op dit moment is het nog steeds mogelijk om daar te reizen.
Nieuw plan! We hebben genoeg diesel om de vallei in te rijden, om te doen wat we willen doen, en om daarna via Tashkent door te rijden naar de Kazachstaanse grens.
De overgang naar de vallei had een natuurlijke grens kunnen zijn tussen twee landen. Via een nauwe doorgang, omringd door besneeuwde bergtoppen rijden we de vallei binnen. Eenmaal in de vallei, raken we het gevoel dat het een vallei is snel kwijt. We rijden een groot en vlak landbouwgebied binnen.
De Ferganavallei had aanvankelijk niet zo’n aantrekkingskracht op ons. Het is een berucht gebied, er wordt veel gespeculeerd over fanatieke geloofsbelijders die de tolerantie tot andere groepen ontberen. Een streek waar je tijdens de oproep voor het gebed, je auto maar even stilzet omdat alle gebedsmatjes rustig op het asfalt uitgespreid worden. In Oezbekistan komen we er pas achter hoe rijk dit gebied is. Het is de fruitmand van Oezbekistan, het meeste fruit en groente die we op plekken elders in het land kopen, zijn afkomstig uit deze vallei. We lopen over een aantal groente en fruitmarkten, kopen voor een paar cent hoeveelheden verse abrikozen, bramen, frambrozen en nog veel meer fruit dat we amper opgegeten krijgen.
Verder is de vallei beroemd om de productie van zijde. In de tijd dat de zijderoute volop in bloei was, zagen de Oezbeken de kans om zelf te starten met het produceren van zijde. Van handelsland werd het opeens door de zijderoute een productieland. We bezoeken de fabriek en zien het hele proces, van rupscocon tot zijden sjaaltje. Een productieland werd het ook van kostbaar en bijzonder aardewerk. Tegen de grens met Kyrgizië wordt de klei gedolven, waarvan felgekleurd aardewerk gemaakt wordt.
De vallei intrigeert.
Op weg naar Tashkent stoppen we nog eens bij een internetcafé. Opnieuw ontvangen we een mail van de consul: het begint te ontaarden in Kyrgizië. De onrust die nu nog geconcentreerd is in het zuidelijke gebied, dat wij nagenoeg konden omzeilen, kan op elk moment overspringen op de rest van het land. "Zijn jullie in de Ferganavallei? Er komen 400.000 vluchtelingen uit Kyrgizië jullie kant op. Pas alsjeblieft op en blijf uit de buurt van de grenzen. De militairen en politie weten geen raad en zijn erg gespannen.”
Dat de politie gespannen is hebben we afgelopen nacht al gemerkt. Midden in de nacht horen we opeens een auto naast ons stoppen. We staan mooi achteraf, eenzaam op een heuvel tussen de bomen, met uitzicht op een diepblauw meer onder ons. Deurportieren gaan open en even later horen we fluisterende mannen die met een brandende zaklamp om onze auto lopen. “MILITZIA” Eén van de mannen doorbreekt het gefluister met een rauwe schreeuw. We klimmen de tent uit en lopen de zaklamp die strak in ons gezicht schijnt tegemoet. De agenten willen weten wat we hier te zoeken hebben. Emiel maakt met veel gevoel voor dramatiek duidelijk dat we toeristen zijn ‘from Holland’ en naar Kyrgizië wilden en we nu, omdat de grenzen dicht zijn, weer helemaal terug naar Tashkent moeten reizen. “Ahh, het is OK. Je kunt hier blijven slapen.”
Dat de militairen gespannen zijn, merken we als we de vallei uit willen rijden om via Tashkent naar Kazachstan te reizen. De heenweg was een fluitje van een cent. Op de terugweg staan we in een lange file en worden we geconfronteerd met strenge controles. Geen auto mag doorrijden zonder de goedkeuring van de controlerende militairen. Wij zijn op weg naar Kazachstan. In tegengestelde richting razen vrachtwagens met hulpgoederen onder politie-escorte de Ferganavallei in.
Die avond zijn we terug bij onze reisvrienden in Tashkent. We sturen een bedankmail naar onze consul in Kazachstan. Omar rijdt niet mee naar Kazachstan. De Kazachstaanse ambassade is nog steeds dicht, hij is nog geen stap verder met zijn visum.
We blussen de spannende verhalen met een borrel.
Zin in Wodka?